Komkommertijd
Ik was op doorreis en had wat voer bij de AH to Go gekocht. Na een middagje bieb en een half uurtje fietsen van het noorden van Amsterdam naar het oostelijke Amstel knorde den inwendighe mensch en om te voorkomen dat ik stuiptrekkend in Rotjeknor aan zou komen, was wat vulling wel handig.
In de krappe minuut van AH naar het perron had ik mijn eetvolgorde nauwkeurig bepaald. Eerst komkommer, dan kaas uit het knuistje en dan de broodjes zoals alleen Gesus van Nazareth dat kon: brekend. Om dit lopend buffet af te ronden zou ik mijn flesje soort-van-verse-sap naar binnen gieten en de rest van de reis hier en daar wat opboeren; ik eet nu eenmaal te snel en een oude vos leert ook in ruil voor wat haarballen zijn streken niet af.
Net voordat ik mijn zakje met komkommer behoedzaam open wilde scheuren, kwam er een jongen naar mij toe. Hij wilde me zo'n stenciltje geven met daarop zijn situatie. Meestal komt het neer op een gehandicapte broer, een gestorven moeder, een verwaarloosd zusje en geen geld. Ik ben nog altijd geneigd het tranentrekkende proza dat mij wordt voorgewapperd te geloven, maar ik kan nu eenmaal niet de hele wereld van klinkende muntjes voorzien. In dit geval was ook bij mij de koek op. Figuurlijk dan, want de oplettende lezer weet dat ik dat nu juist niet had gekocht.
Ik schudde van nee, haalde verontschuldigend mijn schouders op en zei dat ik 'm alleen dit zakje komkommer kon aanbieden. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat ik hem er blij mee zou maken, maar na een dankbare buiging met zijn handen naar mij gevouwen (ik ben dus toch een heilige, ik wist het wel!) pakte hij de gesneden groene rakkertjes aan. Hij liep weg en ik kon het niet helpen dat ik toch heel even teleurgesteld was. Ik had mij op mijn zakje komkommer verheugd en nu had ik dus geen groente meer. Plus dat mijn hele dwangneurotische kauwvolgorde nu niet meer klopte. Paniek is mijn tweede naam en die brak in matigheid uit. Tel daar bij op dat ik tot overmaat van zelfkennis tot de schokkende conclusie kwam dat ik dus toch geen heilige ben.
Op zoek naar troost keek ik om mij heen om te zien waar de jongen nu naartoe was gegaan. Ook een beetje, ontheiligd en wel, om te controleren dat mijn zakje eenpersoonsgroente toch heus werd gewaardeerd. Ja dus. Ik zag hem aan de andere kant van het perron op een bankje voor zichzelf alleen. En hij at de komkommerreepjes met smaak. Mijn hart brak alsnog.