Bamboe
De mist is welkom. Dan voelt het minder alleen. Niet om dramatisch te doen, al heeft het er natuurlijk wel alle schijn van. Maar ja joh, zo is het nu eenmaal als de dag erg lang is, of beter gezegd, de nacht veel te kort. Dan prikken de oogjes en speelt alles zich in een waas af. Het is zowat de dagelijkse rite en dan is het alleen maar fijn om te weten dat het sowieso een nevelig gebeuren is daarbuiten. Ik vind het op zich ook best een heel mooi fenomeen. Hoe dikker hoe beter. Al moet je dan niet op de weg zitten. Dan is het geen feest.
Jaren en jaren geleden. Met mijn allereerste auto, een Volvo 66. Wat voor de meeste mensen doorging voor DAF. Ook voor mij. Maar strikt genomen was het allang geen DAF meer. Ik reed vanuit Arnhem terug naar Rotterdam na een afspraak over de muziek die ik bij de documentaire De Draak Onder Water ('ja, die werd in 1997 door de NCRV uitgezonden', pochte hij) en toen was daar zomaar ineens die mist. Keidik. Bizar. Het was nagenoeg niet te doen. Ik zag amper nog het eind van de motorkap, dus met ongeveer 30 kilometer per uur over de rechterrijstrook van de A12. Op zich vond mijn rijdend bakblik dat niet erg. Die trok het al bijna niet als je de Brienenoordbrug over moest. Dan moest ik ruim van tevoren flink vaart maken – harder dan 110 redde het ding niet – om dan met een hoop gegier, gepuf en gesteun de top te halen met net 40 kilometer op de teller. Iedereen toeteren, logisch. Ik had geen gevarendriehoek nodig, mijn kop was al rood genoeg en gaf licht. Naar beneden ging het wel lekker. Ruim 120 kilometer per uur en slingeren. Toen auto's nog van gietijzer waren, ach ja. Het wagentje heeft een paar maanden relatief betrouwbaar dienst gedaan waardoor ik voor VPRO's Waskracht geluid op locatie deed. Ik was de enige onderbetaalde freelancer mét een auto, dus dat was verdomd handig voor de Hilversumse bende. Tot het stinkdier ermee ophield. May it Rust in Pieces.
Dus ja. Mist en nevel. De toestand waarin het brein en het leven verkeert. Misschien moet ik bamboe gaan snijden net als de vader uit het verhaal van Het Bamboemeisje. Hij slaapt 4,5 uur per nacht en hem hoor je niet klagen. Integendeel, voor bamboe komt ie van zijn matras. Wat een gelukzaligheid moet dat zijn. Ondertussen houd ik mij vast aan de gezongen woorden van mijn vriend Robert Smith van The Cure: Sleep when I'm dead.