Gebroken golf
Er moet mij iets van het hart. Dit vingerhoedje bloed dat wegsijpelt met de vergeten regen, zo de goot in.
Op straat ligt een dode meeuw, de vleugels geknakt. Een dag later lag er een duif en weer een dag daarna lag er een soortgenoot achter alle geparkeerde fietsen onder het wegrottende stationsviaduct. De stank lost op in de stank van de stad die maar voort blijft denderen en nooit eens stopt. Zonder dood geen leven, zonder leven geen dood. De enige symbiose die er echt toe doet. Misschien.
Onder de foto van vriendin K stond de pride voorbij. Op de foto een regenboog aan ranzigheid, achtergelaten rotzooi op straat na een dag vol feest. Zo blijkt: het vuil kleeft aan elk gender, elke sekse, alle seksuele voorkeuren en alle nullen en enen. Alle mensen kortom. Ze deugen niet Rutger. Voor geen meter. Ik roep het om de zoveel tijd nog maar eens een keer. Opdat wij niet vergeten.
Wacht, ik gooi even de buurvrouw uit het raam, zo achter haar achteloos over het balkon gepiekte sigarettenpeuken aan. Elke avond is het prijs. Net voor het slapen gaan kringelt de rook hier naar binnen en verstikt mijn eerste slaap. Daarna komt de boeman en doe ik nauwelijks nog een oog dicht. Wie ik? Nee, mij hoor je niet klagen. Het liefst sla ik alles en iedereen de hersens in. Maar ja, beschaving weerhoudt mij van alles wat riekt naar ontwrichting van de samenleving.
Schaafwonden zijn het. Ze branden, ze jeuken, ze prikken, ze steken. Beschaving is het slappe aftreksel van de gerulde huid die ergens achterbleef op het asfalt. Het brandt in de zon, de planeet staat in de fik en de vakantiefiles waren nog nooit zo lang. De berm staat in lichterlaaie en de vlag met het hakenkruis werkt als een rode lap. Nu de vlag nog op z'n kop en het verwende volk raakt slaags omdat het niet weet te incasseren. Maak elkaar maar af, ik zal glimlachend toekijken en daarna mijn laatste zetje geven.
Er zal iets breken. Er zal iets breken. Er moet iets breken. Something must break.