Lament II
Weten dat het eindigt, niet weten wanneer. Met soms de overtuiging dat het heus niet stopt, dat de onvermijdelijke dood wordt overwonnen. En dan, precies wanneer je het lang verwachte alsnog niet ziet aankomen, is het daar. De laatste omhelzing, de laatste kus, de laatste blik, de laatste adem.
Dan komt de rouw. De woede, het verdriet, de onredelijkheid, het waarom, als een kind zonder ouders, eenzaam, pathetisch en dan alles weer opnieuw, door elkaar geschud, ontheemd, ontworteld, radeloos, wanhopig, berustend en weer opschrikkend.
Het sterfbed is leeg, het lichaam heeft de geest gegeven, is verdwenen, ergens begraven in andere armen. Die ook weer los zullen moeten laten.
Ik ben alles. Ik ben niets. Ik was alles.