Middenrif
de verschroeiende lucht bijt als gif en mijn adem stokt geslagen als een hond dol en buiten zinnen die met de staart tussen de benen strompelend struikelend om genezing loeit
schrokt uitgehongerd restjes eeuwige dankbaarheid stikt nederig in zijn trots het lege woord echoot kaatst langs betonnen muren ijzeren platen rottend roestend verbrokkelt tot gruis ruist met de tocht haar weg door kieren en gaten
half dood half levend in een zwartgallig grijs gebied hier is alles wat mij weerspiegelt hier is alles wat ik zou moeten of minstens zou kunnen zijn
zes voet onder de grond zeven mijl boven mijn laarzen het midden wankelt en keert om nee u heeft mij nooit gezien mij hier niet en never nooit gezien