Noctuidae

De boomstammen zijn zwart, doorweekt. Vogels zwemmen door de lucht. Het blad druipt in een dichte mist. De adem tocht, kraag omhoog en het omlooptempo nog wat hoger. Warm worden, warm blijven en niet omkijken. Nooit omkijken.

Laten we het omdraaien.

Wortels schimmelen voor de eenzame maan die kraters van verlichting zucht. Vissen vliegen met opengesperde mond, bubbels plastic ontnemen het zicht, nemen alles in. Het leven ebt weg, een laatste hap lucht.

Laten we de andere kant bekijken.

De schaduwzijde van de zon. Vlammen spuwen vonken, vonken regenen en blussen de aangewakkerde zee. Bomen knetteren, zuigen zich vol zout, schreeuwen het uit van de pijn. Lossen asgrauw op in rook.

Het is wachten op de stilte, het is wachten op de oorverdovende stilte. Tot de ster implodeert, haar massa oneindig dicht.

Ik ben minder dan een stip. Ik ben minder dan een vezel. Ik ben minder dan een schim, een flits, een oogwenk.

Nee, ik ben meer dan dit. Ik ben alles. Ik ben niets. Ik ben meer dan ooit.

#proza