Popie

Zoals elk jaar loop ik op een zomerse dag in juni door het park bedekt door een witte pluislaag, terwijl het om mij heen pluizen sneeuwt. Het zal de populier wel weer zijn – er staan er hier genoeg in alle soorten en maten – op zoek naar vruchtbare grond voor de voortplanting. Doe je best.

Tussen twee dikke, hoge bomen zit op een eenvoudig klapperend campingstoeltje een man met zilvergrijs haar, tenminste, dat wat er nog van rest. Hij trekt er steevast op dit soort dagen op uit naar deze plek in de luwte. Hij leest zijn boek en kijkt soms op, staart over de nauwelijks te herkennen begraafplaats voor zich uit en leest dan weer verder.

Een grote libelle zoemt rakelings langs mijn hoofd net als de vliegtuigen van het door de overheid gesponsorde KLM. Ze denderen elke twee minuten over de stad, steeds lager lijkt het wel. Je vraagt je af waarom, waarheen en waarvoor. Toch, Mieke?

Uit het park loop ik de wijk in die krom trekt van de hitte en de ontelbare bouwprojecten. Het timmert, boort, zaagt en drilt door de straat. Het vuil zwerft zoals alleen achteloos op straat gegooid afval dat kan.

Vier trappen omhoog en ik ben op de tweede verdieping. Het seizoensgebonden kleine geluk van wonen op het noorden. Met de gordijnen dicht blijft de ergste warmte voorlopig nog buiten.

#waanvandedag