Speling der azuur
Mijn oor sprong in de mondjesmaat biet biet biet! mij een biet! riepen zij in korenschoven
Het gaf geen pas geen bank die open was maalde er niet om de mallemolen oliedom aangelopen wangen rood en schraal op hoge bomen vang je wind en anders wel een volle zaal
Eekhoorns spatten uit hun dromen takken tikken tijdloos ongewassen ramen in fraudelente corpulente schadeloze boten stomen klaar en over paden lanen lommerrijke tegenzin