Uit zicht

Het uitzicht hier is precies waarvan ik het alleen maar hoop te hebben. Nou, we hebben het. En toch is hoop nooit genoeg natuurlijk. Daarom weet ik nu al dat ik af ga sluiten met het gelijknamige liedje van I Like Trains. Maar dat later. Nu eerst het uitzicht.

Vogels vliegen af en aan, afgewisseld met twee pijlsnelle grondtroepen, ofwel eekhoorns; ze doen zich stuk voor stuk tegoed aan het voer dat de eigenaren kort voor er nieuwe huurders arriveren op het plateau strooien en ophangen.

Er is duidelijk een verdeling der rangen. De eekhoorns zijn de baas, daarna de eksters, daarna de dikke duiven. De gaaien, mussen, roodborstjes en houtduiven zijn een stuk relaxter met elkaar. Die gunnen elkaar allemaal wel wat. Maar als de eksters, eekhoorns of dikke duiven er zijn, dan is het jagen en verjagen. Waarbij dus de eekhoorns uiteindelijk op hun dooie gemak alles eten wat ze zich wensen terwijl de rest ongemakkelijk toekijkt.

Ze rennen trouwens ook graag over het glazen dak van de serre waar wij de afgelopen vierentwintig uur nog amper uit zijn geweest. Het uitzicht is te onderhoudend met achter het voedertafereel struiken, bomen, een grasveld en daarboven de wolken die dreigen. We zitten hier dus prima. Zelfs als de regen oorverdovend op het glas boven ons hoofd klettert. De comfortabele bank in de kamer hebben we nog nauwelijks bezeten, kun je nagaan.

Aan het eind van de ochtend, net voordat er een stevige bui zou vallen, liepen we nog een uurtje. Hier vlakbij is een oude begraafplaats, altijd de moeite waard. Daarbij is het de enige manier om in de toekomst te kijken. Contemplatie, berusting. De partner in crime wees op een wel heel toepasselijke steen: Familie Graf. Beter kun je daar als familie Graf niet liggen. Gezellig met z'n allen, alle Grafjes bij elkaar. Maar nee. Het bleek een klassiek geval van overbodig en onnodig spatiegebruik. De werkelijke familienaam stond er gewoon onder. Wonderlijk dat er destijds niemand de moed heeft gehad om te zeggen 'eh, familie graf is echt één woord hoor, het moet aan elkaar'. Waarschijnlijk was dat levensgevaarlijk, zo'n opmerking.

Inmiddels doen de eekhoorns tikkertje. Ze roetsjen over de boomstam hier pal naast de serre omhoog, er omheen en weer naar beneden. Misschien zijn ze dan wel dominante eikels, ik vind ze toch erg leuk en koddig.

Tja, woorden die ik dus alleen maar kan gebruiken wanneer ik, wanneer we, er een paar dagen uit zijn. De relatieve rust die indaalt en waardoor mijn taalgebruik een gematigde vorm aanneemt. Boffen jullie even, want als we hier weer weggaan houden we een dagje stadse pauze om vervolgens nog een week vakantiestemmigheid eraan vast te plakken. Mij hoor je vermoedelijk heel even niet klagen. Gelukkig bestaat er geen zekerheid in het leven.

Zoals beloofd. I Like Trains. Hope is not enough.

#waanvandedag