Gembes
Van binnen naar buiten. De regen verdampte want de zon verscheen. We liepen kilo's vol meters door het bos, langs bruisende waterige vallen en een riviertje als gids. We keken uit over het dal en de koeien keken ons meewarig eindeloos kauwend na. De eekhoorn zocht het hogerop. De herten vonden de afstand wel best en de fel oranje slakken hielden zich kalm. De kikker, de mestkevers, het wespenhol en de boomklever lieten ons in de waan van alles en nog wat te weten. En de halfdode slang verzuchtte hoe het door mensenogen werd bekeken voordat de rust in vrede kwam.
De broodjes waren altijd vers, de spelletjes soms oud soms nieuw en steevast leuk. We deelden, we pasten, we speelden, we kraakten, we zaten met pijn in de kaken lachend aan stoelen geplakt.
We trokken Bouillon, liepen nog maar een rondje, pakten terras. Bakten pannenkoeken, maakten het bont in de middag. Het is gewoon hoe het altijd was.
Het huis kromp van de spullen, groeide van mysterieus plezier. En een dag je hoofd niet gestoten, was een dag zonder sier. Het piepte en kraakte, het lekte en stonk door kieren en gaten, de vloer deed dienst als plafond.
We waren met elf, we geven een zeven net als de dagen hier. Binnen was donker, buiten was licht en groen. We zullen vast volgend jaar weer denken aan hoe was het toen?
Voor nu is het weer mooi geweest, veilig naar thuis. We zien elkaar gauw, de rest, voor zolang het duurt, is ruis.