Op de tocht
Tussen de opnames door, of juist terwijl De Vrouwe een zangpartij inzingt – zonder mijn priemende oortjes als toeschouwers – maak ik mijn rondje door het buitenleven.
Deze keer gaat de route over de smalle dijk tussen het Nieuwe Diep en het kanaal. En dat in een kansloze poging de ergste drukte te mijden. Ik kan het niemand echt kwalijk nemen (al zou ik dat natuurlijk heel graag doen) dat ze aan de wandel zijn, op de fiets rondjes sjezen of aan het rennen zijn. Allemaal in een parade op weg naar nergens. De letterlijke en dus heel lelijke vertaling van Talking Heads' Road to Nowhere.
Daar loop ik dan ergens tussen. Mezelf onzichtbaar denkend; het is een volslagen idiote manier van omgaan met mijn sociale gêne, maar zo doe ik dat nu eenmaal. Inwendig mezelf vervloekend met klamme oksels, uitwendig de kalmte zelf, alles onder controle, je weet toch. Ik wil niet meelopen in deze optocht van kakelende zombies, schreeuwende opjutters (ja, lekker man, tempo, tempo, kom op, go-go-go!) en pruttelend geneuzel. Ik wil hier niet mee worden geassocieerd, hier niet bij horen, geen deel uitmaken van.
Dan is daar het verlossende piepje van mijn telefoon. Zangpartij staat erop, ik kan naar huis, mijzelf losweken uit deze ellendige rij zwalkenden.
Hoe fijn is dan het thuiskomen in de relatieve rust van de kamer die wij delen, of misschien zelfs wel zijn. Nu is het mijn beurt om mijn stem aan het nummer toe te voegen. Koptelefoon op en de wereld is alleen die van ons.