Weekdier
Na bijna een week zonder zinnige sneden alhier, is het wel weer eens tijd voor wat woordenuitwisseling.
We brachten een deel van de afgelopen dagen door in Ede. Een hotel in een oude kazerne. Voor iemand die elke vorm van oorlogszucht en geweld wel kan schieten is dat op zich een wonderlijke verblijfsplaats. Maar ja, oude kazernes zijn als oude kerken: ik heb niets met de in mijn ogen delusionaire overtuigingen, maar de sfeer van de bouwsels staat mij wel aan.
De dagen waren op z'n minst memorabel. Ik zal mij beperken tot de vrolijke noten. Zoals het vieren van mijn geboortedag. Lieve cadeaus en samen met partner in crime en dochterlief een meer dan fijne middag in Arnhem met een afsluitend diner in het hotel. Sociale schaamte voorbij, dat ook. Een versierde stoel bij de lunch en kaarsjes op het taartje bij hangout Bonnie. Ballonnen in de hotelkamer maakten het feest compleet. De dag erna maakten we een dikke vinger naar de onzalige temperatuur en fietsten we een kleine veertig kilometer in de met heide en bos verwende omgeving. Natuurlijk, het was best warm en stoffig. Maar een raketje bij een ijskraam op een kruispunt van bos- en spoorweg en daarvoor een cola op het terras van kasteel Doorwerth maakten het vrijwillig lijden draaglijk. Op vrijdag waren we net voor de ergste hitte weer thuis. Tot zover de vakantieweken. Dat is toch even slikken.
Gisteren een prettig samenzijn met vriend Bas die mij tegen onze ongeschreven gewoonte in zomaar verraste met een presentje. Waarbij het verhaal van hoe hij tot de keuze voor het cadeau kwam minstens een bonus was. Vermakelijkheid is van onschatbare waarde, beste lezer.
Ik kan nog uren doorlullen en in detail treden over alles, maar zeg eerlijk, daarvoor is het nu te warm. Tegelijk vind ik dat erg aanstellerig klinken. Te warm. Te koud. Te nat. Te droog. Er is altijd wel wat. Zoals de boormachine die zelfs nu gewoon in een van de woningen door iemand wordt vastgehouden. Je moet maar volslagen idioot zijn. Stilte is een gebed zonder eind. En vooruit, omdat ik nu eenmaal een onverbeterlijke en zichzelf herhalende optimist ben: wij zijn het virus, de plaag en de hel op aarde.
Toch ben ik ondertussen hemelsblij dat ik niet op elf hoog in een ziekenhuis lig en alleen maar kan afwachten tot ik weer naar huis kan. Alleen al daarom: in mijn handjes knijpend fiets ik een rondje door de wijk, het park door en over de bruggen en scheld intern de hele bliksemse bende verrot.
Zoals ik al zei, de vakantiedagen zijn voorbij.