De koorts van aaneengeregen dagen
onvervalst licht van goud en zilver
strijkt langs toppen van bergen
in een land vol reuzen en dwergen
De koorts van banale dingen
zoetgehouden liedjes die makkelijk rijmen en zingen
als een tevreden spin geduldig wachtend in haar deinend web
De koorts die langzaam zakt wanneer de zee zich terugtrekt als vanzelf van vloed naar eb
De koorts van planken van lippen van hooi van knokkels van dromen boze boze dromen ze komen ze komen vannacht maar wacht nu nog even want
IJl is de lucht
de adem stokt
de roos klapt
en het riet
buigt
#gedicht
Buiten was het ruim veertig graden onder nul, maar het deed mij niets. Ik droeg mijn lange jas, gevoerd met levende bijen. Zij gonsden suf langs mijn ruggenmerg, hommelden over mijn armen, donsden langs mijn heupen, gapend rollend over mijn bovenbenen. Ik wist niet beter.
Totdat ik werd gestoken door verdriet. In mijn hart scheurden de herinneringen vlijmscherp de aderige vleugels. Ik bloedde dode wespen, zij vielen angelloos tussen de afgebrokkelde randen van stoeptegels, plakten aan het bevroren asfalt en keken mij glazig na.
De vulkaan barstte. Ik moest weg. Weg van hier. Sneller nog dan mijn ademwolk die als kansloze stoom tot as verging. Het vuur laaide in mij, ik raasde, ik woedde, ik smolt in de armen van de zwarte weduwe die mij hartstochtelijk huilend tot zich nam.
Ik zat er warmpjes bij, hier binnen. Badend tussen de klamme lappen waar het hout smeulde, heulde met de vijand; kokend water, kolkend water, koolzuurhoudend water. De bubbel moest een keer barsten.
#proza #gedicht
de verschroeiende lucht bijt als gif en mijn adem stokt
geslagen als een hond dol en buiten zinnen
die met de staart tussen de benen strompelend struikelend om genezing loeit
schrokt uitgehongerd restjes eeuwige dankbaarheid
stikt nederig in zijn trots
het lege woord echoot kaatst langs betonnen muren ijzeren platen rottend roestend verbrokkelt tot gruis
ruist met de tocht haar weg door kieren en gaten
half dood half levend in een zwartgallig grijs gebied
hier is alles wat mij weerspiegelt
hier is alles wat ik zou moeten of minstens zou kunnen zijn
zes voet onder de grond
zeven mijl boven mijn laarzen
het midden wankelt en keert om
nee u heeft mij nooit gezien
mij hier niet en never nooit gezien
#gedicht #poëzie
Poing-poing! Zo, de haas is er als de wind vandoor! Kruisje slaan, eitje erbij en aftikken maar, hup naar de volgende fast break.
Zomerse temperaturen, kookpunt na vriesvak, mooier kan het niet. De eerste ijsjes likken weg, de laatste slok voor het slapen gaan. Morgen is de dag dat de hemel vergaat. En zo niet, dan toch binnenkort. Met hels kabaal het liefst, over het einde niets dan goeds.
Dit is het spel van taal, van letters in de blender en husselen met woordenkruim.
Struikel lezend over de drempel, boeken vol zijden blad, streel ze indien u nodig moet en trappel het dansje voor de pot. Laat maar vallen, het komt er toch wel van, weet u nog? Nou, doe maar niet, dan slaan we deze ronde over.
Ah, de bel gaat, de tingel zit in de maand. Rinkel nog maar een keer met uw twinkelende ogen. Tranen vallen hard op het hoogpolig tapijt, pollen van wollen sokken, pluizen rollen knikkerend tegen het nachtlampje aan. Knippert, knispert, zoemt, zucht – uit.
#proza #gedicht
wees zo vrij wees zo vrij
vertaal lawyer naar de wet van de letter
wees zo vrij wees zo vrij
vertaal Germaans gedonder donnerwetter
gevangen als een advocaat van de duivel
en toch onvoorspelbaar speels als een weergekeerde god
die bladzijden omslaat in zijn autogedicteerd wetboek
de formule is zo simpel en vrijer nog dan vrij
wet = nat = pulp
#gedicht
In de schemerige uitgestorven kroeg
zit een pas verliefd stel onwennig giechelend
handen raken voorzichtig
knieën schuiven ongemerkt merkbaar
tegen elkaar aan.
De DJ goed voorbereid
speelt vol overgave zijn samples zijn tracks,
triggert met zijn getrainde vingers
effecten, loops en pompende, opzwepende beats.
Buiten
loopt een vrouw van middelbare leeftijd
op witte gympen
in haar ene hand een door de wind getergde paraplu
in haar andere hand een hondenriem
met daaraan vast een verveelde zichzelf voortslepende hond.
Met bakken
komt het uit de hemel.
#gedicht
de waarheid sist in gespleten tong
over appels manden bomen waarop de schaduw van de leugen valt
het kronkelt van ontworteld kwaad niet bewust sust het brandend geweten
met toegeknepen ogen gespitste oren opgeheven neus
zien zonder horen
de opwindende geur van een verhaal vol verlangen mengt
met de dagverlichte nacht
de waarheid kent geen genade
staat schaamteloos voor het venster
dat uitkijkt op een straat in een stad in een land in een wereld
die levenloos draait en draait en draait
in een duizelingwekkende val achterover
voltrekt zich het optisch bedrog
er is geen woord gelogen en toch
de achterdocht
laat zich geboeid en gedwee voordragen
zwijgt als het graf
en wentelt haar gelede lijf in kaarsrechte lijn
terug in de grond
#gedicht
de vaart zit in de hemel
ja zo gaat ie lekker zo gaat ie goed
een paar straten hiervandaan
ja daar bij het plein
een man op een fiets in alle denkbare kleuren versierd
met veren slingers en wel drie bellen
hij roept hij schreeuwt hij gilt hij zingt
lieve hemel er zit vaart in
zo gaat ie beter zo gaat ie best
hier achter mij heel dichtbij
knalt de meest vreselijke exhibitie uit de boxen
welkom zijn wij allemaal kom binnen kom binnen zie en huiver
hels kabaal
de man op de fiets is zo lekker gek zo helemaal zichzelf
maar wat ik pas echt gek vind?
de voeten op de bank
de telefoon op speaker-stand
Youtube-filmpjes striemen mijn oren
de afvalbakken puilen uit
de banken zijn smerig
de vloer plakt
de mensen stinken
omdat de zon zo lekker schijnt
de hemel vliegt uit de bocht
de vaart zonder voorbehoud zonder pardon
en opgelucht haalt het hypocriete westen adem
en blaast een man met overtuiging
nog maar eens een paar kaarsjes uit
#gedicht
hier verderop
staat een eindeloze rij mensen
met roze petjes op hun verweerde kop
met versleten ovenwanten aan
en op sokken met streepjescodes
ze wachten
tot het ijs smelt en de zomerzon
hun harten verwarmt
een hele winter lang
probeerden ze hun kamerplanten in leven te houden
ze gaven de tere zieltjes netjes twee keer per week water
uit het groene gietertje
de enige kleur die daarbij past
en toch gingen keer op keer
de planten dood
vensterbanken vol overleden blad
en vliegjes op het raam
alsof de herfst nooit echt voorbij zou gaan
het is een eindeloze rij mensen
met badjassen aan en vingerhoedjes
op hun gebroken neus
als je heel stil bent kun je ze horen mompelen
sommigen kennen de woorden niet
die fluiten zo zachtjes mogelijk
een onbeduidend melodietje voor zich uit
alleen wanneer je engelengeduld hebt
en heel goed kijkt
dan zie je er een aantal ongedurig aan hun oorlellen friemelen
aan hun zwembroek plukken:
lentekriebels – die vervloekte jeuk is niet te harden!
hopelijk bieden zalvende woorden
en gesmeerde boterhammen verlichting
in deze donkere tijden voor het slapen gaan
#gedicht
er
zijn dagen
dat ik jou
als een ballon aan een touwtje
vasthoud
en dat jij
met een vage glimlach
ergens
met je hoofd in de wolken
met mij mee
zweeft
#gedicht