Het schrijven stokt als een stok om mee te slaan, een hond die apporteert, kwispelt en wacht tot de stok nog maar een keer door de lucht vliegt. Zand stuift op en in volle vaart een sprong door een brandende hoepel. Aan de andere kant een pot klatergoud en een sissende regenboog. Kom maar door met je psychedelica.
In de fantasiewereld, niet te verwarren met een fantastische wereld, wordt het lichaam opengereten door een bot mes, door vingernagels met zwarte randen. Het doet geen pijn, het werkt kalmerend, bijna als een verschraalde troost. Iemand zei ooit dat de pleister er in een keer af moest, maar nee zeg, alsjeblieft niet. Haartje voor haartje en zelfs dan slaat de paniek toe.
Iets meer dan een jaar sinds het eenpersoonsvolk verhuisde en nog steeds spookt het van losgeslagen herinneringen, mooi en lelijk. Er is opluchting en er is diep gemis, wat dat dan ook is. Er is alles en er is niets, behalve het luchtledig rondtollen met en zonder reden.
Achter de lentegroene heuvel glinstert de frisblauwe zee. Dat is de wens die keihard wordt uitgelachen door de werkelijkheid. Plastic en dode vis, stervende insecten en monocultuur. En in Europa leefden ze nog kort en ongelukkig terwijl in Oost-Afrika, nota bene de vermeende oorsprong van onze o zo ontwikkelde diersoort, mensen verdrinken in de eindeloos zure regen. Die zagen we aankomen en we deden en doen nog altijd niets. Dit is wat we ten diepste zijn – lamgeslagen ellendelingen.
In het weiland langs het spoor staat een bunker. Een koe staat ernaast alsof ze net nog even peinzend een rondje door haar tuin liep en nu overweegt even een bakkie te doen. Maar ja, binnen of buiten, wat doet het weer?
De trein schiet voorbij, maar haar maken ze niet gek. Derde Wereldoorloog, vogelgriep of Q-koorts, aangespoelde grienden, verdonken kinderen – ze maalt er niet om. Niet vandaag.
Op straat blaft een hond. Nee, keffen is het. In een kleine stad met flats waarin nogal wat ouderen wonen, zijn er veel keffende honden. Het lijkt een logisch ding.
Een dame fietst langs de hond, de koude ochtendwind in haar gezicht. Ze lucht zonder voorbehoud haar mening. Kuthonden allemaal.
Soms wil je een vriend helpen. En dan onderneem je wel eens een spontane reis om dat te doen.
En zo stak ik afgelopen weekend amper drie weken na de capriolen in Ierland dus weer de Noordzee over. Deze keer met de boot van Europoort naar Hull en met de trein verder naar Manchester en dan zo weer terug.
Terwijl ik samen met nog een plukje mensen op de lijnbus bij de haven van Hull wacht voor onze vooruitbetaalde transfer naar het station, raak ik kort aan de praat met een iets ouder stel. Een paar minuten later vragen ze of ik met hun een taxi wil delen, want de bus lijkt nog geen zin te hebben in de grijze Engelse zeewind. We delen de kosten. Al wuiven ze mijn aandeel eenmaal in de taxi weg. Op het station aangekomen bied ik ze als tegenprestatie koffie of thee aan. Nou, oké, dat willen ze dan wel aannemen.
We raken verder aan de praat. Zij hebben er een dag of 10 Nederland opzitten met kleinkinderen en familiebezoek. Zij zingt in een koor, wereldmuziek en eigen composities. Ik praat over mijn muziek en hij knikt en lacht en vindt het allemaal prima zo, met die rare Nederlander.
Mijn trein roept en we nemen afscheid van een mooie ontmoeting.
De trein naar Leeds vult zich met voetbalsupporters. Dat is toch echt anders dan bij ons. Geen dom gebrul en ranzigheid, achtergelaten afval en gesloopte bekleding. Tenminste, in de trein. Op het perron wordt stevig gezongen, maar de sfeer is gemoedelijk. Laten we daar als kopieerlandje dan ook eens een voorbeeld aan nemen.
Overstappen dan. Naar Brighouse waar ik door twee vrienden wordt opgehaald voor een laat ontbijt – een weerzien dat precies in onze schema's paste.
Daarna gooien ze me op de trein naar Levenshulme waar ik de nacht door zal brengen in een minstens discutabele kamer; ik wil niet per se weten wie mij hier zijn voorgegaan, maar de sporen zijn overduidelijk zichtbaar. Niet zeuren, het is maar voor een nacht, betaalbaar en de locatie nogal perfect – vlakbij het podium waar VICE VERA hun single en video lanceert.
Het is een multidisciplinaire avond met kunst aan de muur, spoken word, experimentele muziek, kleinkunst met een diepdonkere rand en natuurlijk het optreden van Tamsin zelf. En ik help. Of loop in de weg. Of allebei. Kies maar.
Memorabel en allerlei opzichten is de avond ook. Nieuwe mensen leren kennen, eerdere en wat vagere ontmoetingen minder vaag gemaakt plus de nodige emoties. Wat wil je, na zoveel voorbereidingen en dan zo'n sfeer en een volle bak. Dan valt er her en der wel wat van schouders af. Ik sta erbij en kijk ernaar en tegelijk zuig ik het allemaal in mij op en laat het mij natuurlijk ook niet koud.
De avond afsluiten dan, in stijl. Met twee vrouwen op mijn kamer. Eentje zit op mijn bed, soms ook huilend, en eentje staat er nogal wankel naast en legt een aangeschoten, maar daarom niet minder troostende, hand op de arm van de ander. Dat je dan dus middenin de nacht met twee mensen die ik voor de helft alleen via-via kende een open en intiem gesprek over van alles en nog wat hebt. Hallo zeg. Doet u mij maar zo'n weekend. Gaat het zo mee of wilt u er een doosje tissues bij? Nah, ik ben gewoon de vlieg op de muur.
De nacht is, niet helemaal verrassend, opnieuw bijzonder kort en gebroken, de adrenaline doet z'n werk.
Iets voor elf uur sta ik uitgecheckt en wel weer op straat en loop voor een ontbijt naar de tent waar we de avond ervoor ook wat hebben gegeten. Een half uurtje later zitten we brak als op elkaar geklapte bussen en toch aangenaam voldaan naast elkaar de avond te bespreken en alles wat eromheen aan bod komt.
Tijd verdampt terwijl je er naar kijkt en dus komt ook het moment van naar de trein brengen en afscheid nemen. Ergens in mei zien we elkaar zo goed als zeker weer, maar dan in Nederland. Hoera.
De treinreis terug naar Hull gaat via Sheffield deze keer waar ik, terwijl heuvels, schapen en industrie aan mij voorbij trekt, alvast aan dit hele verhaal begin. Het is een manier om de boel een beetje op een rij te krijgen. Daarna typ ik nog wat verder op de boot, maar veel is het niet. Te moe en te wakker, te ongeconcentreerd. Alles bij elkaar toch een paar uur slaap. Eind van de ochtend, vandaag dus, drink ik in Utrecht nog koffie met the one and only K. We nemen er zelfs een stuk taart bij. Welja.
Thuis dan. Verder typen. Want er moet nog een passend slot aan dit relaas worden gebreid. Natuurlijk. VICE VERA. Tourist. De single, de video. Wat dacht jij dan.
Omdat het alweer bijna zomer is. Maar nee, wacht. Ik houd het kort. Tijd voor een terugblik, gevangen in wat live muziek. Een impressie van het laatste optreden in Dublin, zowat twee weken geleden. Vier nummers in elf minuten. Je doet het er maar mee.
En natuurlijk in opperste bootlegkwaliteit. Met grote dank aan VICE VERA die met kramp in de vingers haar telefoon het bevel gaf toch echt deze kwibus op beeld vast te leggen. Zelfbegoocheling is mijn tweede naam. Artiestennaam, u weet het: THE WEAK AND THE STRONG. Geluid op tien.
Op de dag dat we een denkbeeldige zondewassing vieren – overigens een bonusdag, want aan één dag lijden heb je gewoon niet genoeg – komt ook het jaarlijkse pretbericht binnen dat we als klein land toch maar mooi vier planeten nodig hebben met onze leefwijze.
Elk jaar komt die dag wat vroeger in het jaar. Nu dus al net nadat we de eerste drie maanden erop hebben zitten.
We leven op veel te grote voet en daarmee vertrappen wij kikkerlanders heel veel andere kinderen en volwassenen. Who cares? Niemand, kennelijk. We gaan gewoon maar door.
Kun je dan straks met droge ogen bij de hemelpoort nog zeggen dat je es nicht habe gewusst? Nope. Kan niet.
Wij zijn, ik ben, geen haar beter dan wie dan ook in het verleden, het heden en de toekomst.
Gelukkig is er een kruis op een berg en geloven nog hele volksstammen dat die sympathiek ogende gozert dat houten gedrocht helemaal speciaal voor ons, heilige boontjes die we zijn, de heuvel op heeft gesleept. Inclusief doornenkrans en stoffige sandalen. Wat we wel liefdevol hebben overgenomen is het gat in de hand. Verspilling en lang leve de overschrijding van planetaire grenzen.
Geloof me, ik schrijf dit niet met een luchtig gemoed en pijnloos hart. En ik weet ook dat het geen ruk uitmaakt wat ik hier schrijf. Sterker, het voegt alleen maar meer digitale en dus energieslurpende vervuiling toe. Dit bericht staat op een server in een gigantische serverruimte die gekoeld wordt met liters drinkwater. De warmte die wordt afgevoerd moet ergens naartoe en draagt bij aan opwarming van onze, inmiddels, vaalblauwe knikker met plukjes verdord groen. Straks ontvang je een mail met daarin dit bericht. Elke mail die wordt verstuurd, staat uit te hijgen in je inbox, verzonden of bewaarde items vreet eveneens energie. Tel al onze mails en sociale posts vol eieren, katten, familiepaasontbijtfoto's en kruistochten bij elkaar op en... nou ja, niet te doen. Er is geen beginnen aan en het einde komt vanzelf.
We druppelen, we dobberen en zinken langzaam weg in het morele moeras. Ik doe met tegenzin mee en probeer, tegen hetzelfde beter weten in mijn best te doen om mezelf zo impactloos mogelijk te maken in een falend systeem dat simpelweg geen verbetering (lees: vermindering, deconsumering) toelaat. Het is te groot en te veel. Murw en met lede ogen laten we het gebeuren en veroordelen we mensen die een snelweg blokkeren en juichen we voor een rechts kabinet. Dit is waar we zijn gekomen met al ons zogenaamde intellect. Gooi er nog wat AI tegenaan en gooi dan gelijk nog een literfles water in een giftige sloot.
Boehoe op maandag. Waar vroeger nog kikkers in mijn bil zaten zit nu een kurk tegen het uitdrogen. Ik vraag mij oprecht af waarom ik hier de hele mikmak opschrijf, wat het mij en u helpt. Niemand schiet er wat mee op. En toch. Waar moet ik anders heen met mijn frustratie, is dat het? Is dit het podium waar de afspraak geldt dat het kan en mag? Dat u zucht om mijn gezeur, hetzelfde versje tot ik een ons weg? Is dat beschaving, jezelf in het gareel houden, kaken op slot tot je er koppijn van krijgt en weer over naar de orde van de dag? Welke orde?
Beschaving. Onze soort schaaft met het volle verstand steeds een beetje meer af van wat onze vaste grond onder de voeten zou moeten zijn.
Houdoe en de groeten.
Ik weet het niet
Zoekend naar het paradijs
In de wolvenbek
Ben ik een dode vreemdeling
Ofwel, mijn interpretatie van de openingszinnen van Nescio. Nits.
Het gewone leven klopt weer aan de deur, maar ik heb eigenlijk helemaal geen zin om open te doen. De bubbel die mij binnen een week in totaal over tien landsgrenzen bracht is ondanks alle brakheid nog te aangenaam. Ik wil nog niet dat die spat. En toch is het wat er gaat gebeuren. Nog heel even terugkijken dan.
Woensdag met de trein vertrokken naar Manchester. Daar de nacht doorgebracht, auto ingeladen en door naar Wales. Overnacht en de volgende dag, vrijdag, de ferry naar Ierland. Afgezakt naar de zuidoostkust, inchecken en optreden. De volgende dag nog wat rondgelopen, naar een uitkijkpunt gereden en door naar het volgende optreden, een uurtje verderop.
Het wordt zomaar zondag en het voelt alsof we al een week onderweg zijn. Alle indrukken, vergezichten, de optredens natuurlijk, de gesprekken.
Een middagshow in Wexford en aansluitend naar een klassieke pub. Klein, elke plek een foto, een tekening, een beeldje of een ander ding dat de bewogen Ierse geschiedenis in leven houdt. Veel licht en geen muziek, wel mensen. En ja, wel muziek, maar dat maak je dan gewoon zelf met de instrumenten die er staan. Dan is het stil en wordt er geluisterd, geklapt en meegezongen. Tot in de vroege uren.
Na een voedzaam en goed ontbijt – het werd tijd – nog een klein rondje door de kleine stad en dan op naar Dublin voor de laatste van vier. Een korte nacht in het hostel met vijf op een kamer. Niet echt een hobby, maar een matras en een deken zijn op dat moment meer dan genoeg. De rest is bijzaak.
De spullen halen we vroeg in de ochtend op bij het podium, inladen, nog een rondje met koffie en dan terug naar de ferry.
Dezelfde riedel terug naar Manchester, maar dan zonder overnachting in Wales.
We zijn met z'n tweeën over, net zoals we begonnen. Na een nogal helse tocht over een donker, loeinat en slecht wegdek belonen we onszelf met een restaurant. Dat hebben we wel verdiend. Daarna vallen we om en breekt er weer een woensdag aan die in het teken van het verder terugreizen met de trein staat.
Het is bijna een uur na middernacht wanneer ik thuiskom en het plantje gelukkig nog leeft. Die krijgt water en een kabbelend gesprek terwijl ik mijn spullen uitpak en opruim. Thee, nog wat kijken en dan proberen te slapen ondanks de nachtelijke werkzaamheden aan de weg hier pal voor de flat. Ook vannacht gaat dat nog door, maar het had erger gekund.
Wat ik vooral wil zeggen. Het was een prachtige week vol met teveel om hier te vertellen en ik zou willen dat die week nu nog niet eindigt. Het is niks nieuws, dit weet ik vooraf allang. Het is een bekend fenomeen, die malle rakker van een post-tour blues. Er is al veel over geschreven, gepraat en gefilmd en vast nog veel meer.
Goed. Op naar de volgende dan maar.
Geknipt en geschoren met hier en daar wat verzameld werk om me heen. De dag voor vertrek. Mocht je je enorm vervelen en een uitzinnig gekke bui hebben, kom dan ook gezellig naar Ierland. Zo niet, bijna onvoorstelbaar, dan zet je gewoon alvast het laatste weekend van mei in je agenda. Zevenaar, Den Andel: wat is afstand nou helemaal? Zo ben ik dan ook, altijd meedenkend en zonder enige druk. Toffe gast hoor, deze boy.
Eigenlijk is het delen van deze info vooral een verkapte manier van 'kijk, ik heb de website van The Weak And The Strong nog een beetje meer stencilfähig gemaakt!' – toen punk nog een attitude was en geen modeverschijnsel.
Nou, verder nog wat? Niet echt. Hopen dat de treinen rijden. Van Nederland naar Engeland en weer terug. Dat de auto ons met gear en al via de ferry zonder morren door Ierland rijdt en dat het allemaal weer mooie herinneringen oplevert. Dat de adrenaline haar werk doet, dat de post-tour blues zich een beetje gedeisd houdt. Dat soort dingen.
Een muziekje om mee af te sluiten. Zelfverheerlijking en ranzige ijdelheid, weet ik toch.
Er is een flinke klus aan de gang hier voor de deur. De weg is opgebroken, een paar bomen zijn gekapt (er komt gelukkig nieuwe aanplant voor in de plaats, maar mijn hart huilt).
De werkzaamheden hier tegenover zullen zich langzaam verplaatsen en eind juli moeten er onder andere gescheiden fietspaden en snelheidsbeperkende maatregelen zijn genomen.
In de praktijk betekent dit even doorbijten. Vanaf kwart voor zeven wordt er gewerkt. Volgende week ook 's nachts. Gelukkig ben ik dan elders, dus die heerlijkheid hoef ik niet mee te maken.
Het dient een hoger doel, dus ik zal mijn beklag matigen. Ik ben groot voorstander van het verkleinen van de kans op illegale racewedstrijden voor de deur, dus vooruit, hier met die zure appel.
Maar toch, tussen al het arbeidskabaal door zit ik dan niet te wachten op een bouwplaatsradio. Wat is dat toch, waarom moet er altijd weer een fokking radio op tien. Meer dan de helft van de tijd is er teveel herrie om dat ding te horen en als het dan eindelijk even rustig is, dan knalt het gekweel van Radio 10 of weet ik welke rampenzender er doorheen. Dat continu aanwezige geluid is zoveel irritanter dan het gezaag en getimmer, het walsen en het trillen.
Het is zoals in de trein of op een andere openbare plek. Een gesprek tussen een paar mensen is prima. Maar zodra er een telefoon op speakerstand gaat, dan wil ik mensen aan stukken scheuren. En dan druk ik mij mild uit. Wat bezielt je dat je denkt dat iedereen wil horen welk sneu leven je leidt? Welke trieste socialmediafilmpjes je voor je smoelwerk krijgt met dank aan het zielzuigende algoritme? Ik heb mijn handen al vol aan mijn eigen zielige bestaan, dus rot op met je opdringerige, indringende kabaal.
Waar is de stilte. Niet dat ik die ooit nog echt zal horen. Oorsuizen, een voortdurend gepiep en gefluit, een vreemd elektronisch aandoend gekraak. Het is er altijd. En ik ben een van de vele mensen die niet meer zal ervaren wat echte stilte is. Laat staan kalmte, rust, bezinning. Of misschien moet ik tegen beter weten alsnog dat klooster in. Hummend in een lege kamer en verder niets. Hallo escapisme.
Onvermijdelijk komt nu Kate Bush tevoorschijn met haar nogal beklemmende Experiment IV. Geluid dat kan doden. Het is geen fictie. En voor de fans: Hugh Laurie doet mee in de video.
Er viel een auto uit de lucht. Of nee, het was een accu van ISS. Niet dat het veel verschil maakt, het is allebei een hoop troep en de Atlantische Oceaan krijgt het er gratis en voor noppes bij. Met de groeten van de rechtop lopende dieren. Plek zat daar in het water en wie weet waar het goed voor is. Zeeleven, wat er nog van over is, kan er misschien wel lekker op evolueren. Op eigen risico, dat ook. Maar hé, dat is hierboven op het droge niet anders. Geboren worden is je leven op het spel zetten. Nee wacht, het begint natuurlijk al bij de conceptie. Daarna neemt de spanning alleen maar toe. De accu valt nooit ver van ISS, zullen we maar zeggen. Damocles en zijn zwaard, kijk 'm lachen.
Ach ja. Er hangt nogal wat boven ons hoofd. We hebben geen idee. Of misschien hebben we juist heel veel ideeën, maar is het gewoon niet te bevatten. Ruimtepuin en een planeet vol afval. Hier spoelt nog maar eens een lichaam aan en daar ligt iemand in een goot. Uiteindelijk zijn we of verworden we allemaal tot afval. Inherent aan de consumptieve wegwerpmaatschappij. Wij zijn het product dat uit de fabriek van de poppenspelers rolt. Als zombies shoppen we online, gooien de winkelmandjes vol en sturen het met hetzelfde gemak weer terug. Niet in staat om de desastreuze gevolgen in te schatten, murw gebeukt door de waan van het bestaan.
Ik kom er maar niet achter welk middel Van Agt en zijn vrouw kregen. Hoe zij zonder slag of stoot hun eigen einde konden kiezen. Tenminste, zo komt het op mij over.
Ik vind dat we allemaal bij het zien van ons eerste levenslicht een pilletje mee moeten krijgen. Dan heb je een keuze. Dat is pas vrijheid.
Gisteren zat er een cursist huilend naast me. Haar schoonmoeder is klaar met het leven, maar wie of wat kan haar helpen. Ja, een heel traject met een huisarts en nog een arts. Of je het allemaal wel zeker weet. Het leven is heilig verklaard en het moet worden geleefd, uitgerekt tot je scheurt. En onder elk artikel dat neigt naar een depressie of dat over levensbeëindiging gaat moet 113 staan. Het taboe wordt alleen maar groter op die manier. Zolang we niet zonder schroom over de dood mogen praten – want als je niet (meer) wilt leven, dan moet er toch echt iets mis zijn met je – vermoorden we elke onschuld. Het leven bestaat bij de gratie van de dood en andersom. Dat eindelijk erkennen zou het leven, dat zich afspeelt in de clichématige flits in de tijd, een stuk rijker maken.
Het gaat natuurlijk niet om de werkelijke waarde, de betekenis van het individu. Dat doet er niet toe. Het om de waarde die je als consument vertegenwoordigt. Daarom moet het leven worden gerekt, anders lopen de kapitalisten hun lieve geldje mis.
Afval is wat ons rest, is wat wij zijn en voortbrengen. En de tijd ruimt ons op.
Om met een verleidelijk lekkere beat af te sluiten, hier is Temptation. New Order, je weet wel. Om een regel of twee te quoten:
bolts from above hurt the people down below,
People in this world, we have no place to go
Maandagen zijn meestal gereserveerd voor het uitblazen van de dagen die eraan zijn voorafgegaan. Meer quasifilosofie kan ik er niet van maken, we doen het ermee.
Waar het op neerkomt is dat het een dag is voor in en om het huis. Tenzij er stiekem toch een vergadering of iets anders werkgerelateerds tussendoor komt fietsen.
Wat ik maar wil zeggen, en nu echt zonder omwegen: het is een dag van de duivel en zijn gekuste oor. Met als grote verrassing zomaar twee cd-boxen rijker voor nog geen twintig piek. Telt u even mee, twee keer vijf cd's met louter oorstreling.
Dat kwam zo. Ik wandelde met supermarktwaar weer terug naar huis toen mijn oog erop viel. Spat. Zo op de grond. Maar nee, zo'n 'boekenvoordeelwinkel', je weet wel. Met ramsj en andere shit. En dat het dan stiekem toch wel even leuk is om te kijken wat ze hebben. Dat trof, want bleek ik nou net vandaag in een niet al te sociaal schuchtere bui te zijn. Dat ik zonder mezelf te veroordelen, schaamte en gêne (gooit u het daar maar op een hoop) een winkel met troep in mag loodsen. Om daar dan direct een fijne box met allerlei radio-optredens van The Cure te ontdekken. Hallo, doet u mij deze maar. En omdat ik toch bezig was heb ik er een box met zogenaamde klassieke hits bij gedaan. Ik ben klassiek totaal ongeschoold, dus alles kan een hit zijn. Met daarbij de vraag of je in het geval van klassieke muziek (of in welk geval dan ook) wel van hits moet spreken, of dat het een zoveelste kapitalistische schijt-uiting is. Want een hit verkoopt en verkopen moeten we. Hoe dan ook, mijn cd-collectie zag nog nooit een strijkkwartet van dichtbij en het werd wel eens tijd. Het zal de leeftijd zijn.
Maar wacht. Eigenlijk wilde ik over mijn tweede Berlijn-trip binnen drie maanden vertellen. Hoe idioot het is om op vrijdagochtend in de trein te stappen, 's avonds los te gaan en dan de volgende ochtend weer terug naar huis om op zondag volledig brak, maar voldaan, rondjes door de Almeerse bieb te rennen.
Ik wilde zeggen dat het toch weer heel fijn was daar in die onnavolgbare, ongrijpbare Duitse hoofdstad.
Dat ik van die plek houd om voor mij nog altijd onduidelijke redenen.
Dat het gekkenwerk is om over schots en scheve stoeptegels vol mensen en niet nader te noemen bergen afval met gitaar en rolkoffer een half uur heen (Madame Claude, het door mij geliefde podium) en daarna midden in de nacht weer terug te lopen naar het hotel.
Dat er dan, net als in Amsterdam, nog volop leven is op straat. Dat de mensen dan volledig de weg kwijt kunnen zijn en toch vriendelijk sorry zeggen omdat ze met bier, drugs en sigaret de stoep blokkeren en mij er gewoon doorlaten terwijl ik een knikje geef of thanks of danke of merci of dank je zeg.
Dat ik er graag naar terug wil gaan en dan weer wat langer wil blijven.
Dat ik amper kon lopen vanwege al die veren en mijn geklopte schouders.
Dat ik zowel heen als terug overvallen werd door weemoedigheid die ik best kan verklaren maar nu even niet hier.
Goed. Nog een week of twee en dan staat er een nieuw avontuur op het programma. De grote onbekende deze keer. Ierland. Met vrienden en dus ook het direct kunnen delen van de ervaring die zo moeilijk deelbaar is. Om samen in die rare tunnel te zitten.
Vanmiddag ging de sirene. Ik heb er nog maar even in relatieve vrede en vrijheid van genoten nu het nog kan. Omdat we 'm straks alleen nog horen als Mark R. zich als een parmantig baasje mag verheugen op het slopen over de landsgrenzen. Zijn taak in het binnenland is gedaan, maar er lonkt een Europese oorlog die verder gaat dan Oekraïne. Het is slechts een van de heel vele hopeloze berichten die we nog voor onze kiezen krijgen.
In De Groene Amsterdammer staat deze week alweer een ijzersterke cartoon van Gorilla. Een overlijdensadvertentie voor Hoop. Mocht je in de gelegenheid zijn, check 'm gerust even in de bieb of boekhandel.
Meer dan genoeg letters waar we van alles van kunnen vinden. De volgorde, de strekking. Misschien moet Siouxsie dan maar even aan het woord. Gewoon omdat het zo'n enorm fijne plaat is. Red Over White. Drums, groovy baby. Met die kreet halverwege. Prachtig.