Op het gras liggen een speelgoedraceauto, een waterkoker, een speen en een glazen schaal. Een vuilniszak ligt twee meter verderop opengescheurd littekenweefsel te vergaren.
Een zwaar gehavende kinderfiets in felle kleuren staat verloren onder de brug. De graffiti op de pilaren vertelt in het voorbijgaan het verhaal van geboren en gestorven, de datum vervaagt met de jaren waarin het water zonder tijdsbesef tegen de kade klotst.
Op de stoep de inhoud van een overvolle asbak. De auto met de dader is in rook opgegaan.
Vliegtuigen trekken strepen in de lucht en niet eens zo ver hier vandaan raast een ambulance met sirene en zwaailichten aan door de straten, altijd een bandenspoor te laat.
Op de fiets trappend door de ziedende stad kwam de nu al twee dagen spokende gedachte van een loop in de mond en de trekker die wordt overgehaald.
Niets is wat het lijkt.
#gedicht #proza
Mijn vingers zijn de kale takken van een stervende boom. Mijn romp de stam, mijn voeten ontworteld. Mijn aders de nerven, mijn kruin het dak dat waterig nog wat zon opvangt.
Zo schuif ik door het stervende park dat in deze tijd van het jaar misschien wel op haar mooist is; wanneer het leven zich ingraaft, de paden modderig, bedekt met alles wat als vanzelf loslaat.
Nog even en het donker is nog sneller dan het licht. Mijn ogen zullen wennen aan het duister, zoals mijn geest zich steeds weer aanpast aan de tred van de andere ik die dag in dag uit met mij mee sjokt.
Kijk, de wolken jagen hun wilde buien na. Scherven vallen uit de lucht en spiegelen hun geluk in stampende plassen en zompige sloten.
De wilg laat haar schouders zakken en treurt in mijn voorbijgaan.
#proza #gedicht
De oudste zei van de week uit het niets dat het kleine weckpotje op het nachtkastje naast het bed heus wel z'n werk doet. Het vangt alweer een paar weken de ergste onrust van de nacht op en zorgt dat het in het potje blijft. Hoe het dan kan dat die onrust erin blijft als het steeds weer opengaat om nieuwe onrust te vangen, dat is een logica die voor hem zo logisch is dat hij er eigenlijk de moeite niet voor wil nemen om het uit te leggen, maar oké, het blijft er gewoon in omdat het weckpotje dat nu eenmaal kan. Die weet precies wat erin kan en wat er niet uit mag.
Vooruit, we doen het ermee.
Vanochtend kwam er nog een staaltje magisch denken voorbij. Want als je je erg druk maakt en zenuwachtig bent en je weet eigenlijk goed niet waarom, dan moet je je gewoon voorstellen dat je met je voeten op het strand staat, net als met pootje baden, dus wel met je voeten in het water. En als je dan goed oplet dan zie je dat het water gewoon om je voeten heen beweegt. Het maakt niet uit of je naar voren stapt, of naar achteren, of opzij. Het water beweegt er steeds gewoon omheen. Dus dan hoef je je ook geen zorgen te maken over wat je doet want alles beweegt er toch wel omheen. Alles is als water. En jij bent gewoon iemand die in het water staat. Maar dan moet je je er ook wel bij voorstellen dat het lekker weer is, met een beetje zon en niet koud. Anders is het niet fijn en ga je je daar druk om maken.
Ondertussen zit hij achter de bank en speelt met zijn brandweerkazerne. Het kan nog net, want straks komt papa thuis en die heeft altijd zijn hulp nodig met van alles en nog wat.
Het is me er eentje hoor, die oudste van ons.
#proza
Een stukgeslagen stoel. Netjes teruggezet, maar met de rugleuning los op de zitting. Daar kun je niets meer mee. Ja, misschien netjes afzagen en er een tafeltje van maken. Maar dan moet je een beetje handig zijn en dat ben ik niet.
De stoel ving de klap op, daarna volgde er een wonderlijke kreet. De buren zullen hebben genoten. Of niet. Schijt aan de buren. Of toch niet. Wat maakt het allemaal uit. Alles maakt het uit. Verschil moet je maken als het er al niet als vanzelf is.
De zon verpietert het beeldscherm, de schaduwen flitsen er overheen. Ogen knipperen tegen het afwisselend felle en flauwe licht. Niet te doen dit.
Gesprekken in de trein die helemaal nergens over gaan. Berichten op fora die net zo inhoudsloos zijn als leven in eenzame opsluiting. Al heb je dan in ieder geval je eigen gedachten nog. Voor wat ze waard zijn.
Ik wil het niet weten, ik wil het niet horen en toch moet al dat uitzichtloze gezoem door mijn filterloze brein en nestelt het zich in mijn lichaam. Wachtend op de volgende eruptie.
Waar is de rede gebleven, waar het verstand. Waar zijn de grenzen en wanneer zijn ze overschreden.
Het einde is in zicht, het kopstation, de Romeinse godheid, de relatieve chronologie, de slotzin.
#proza
Lang geleden gilde ik eens dat ik hier zo af en toe – meer af dan toe – iets uit het verleden zou plaatsen. Het archief, de oude doos zo u wilt.
Ik was wat digitaal aan het bladeren door mijn oude site, op zoek naar een verhaal dat zich afspeelt op een stationswachtkamer. Maar, zoals dat dan gaat, ook nu kwam ik totaal ergens anders uit. Wat niet erg is. Je moet altijd opentaan voor dat wat je niet zocht en toch vond.
Daarom presenteer ik u, uit een overigens schier oneindig palet van mogelijkheden, een fopsigaar uit eigen hoed.
Uitgekeerd
Mistroostig vulde de seriezelfmoordenaar de uitkeringsaanvraag in. De hele markt zat op slot, nergens nog maar een ademtocht werk. Uitzichtloos. Maar ja, wat moest ie? Omscholen? Tot wat dan? Paralleluniversist? Gewetensnoodknager? Ze konden hem allemaal wat. Het had geen zin. Zijn werk was zijn roeping. Hij zou slagen, succesvol zijn. Al was het maar om voor eens en altijd een dikke vinger te kunnen maken naar zijn nemesis, zijn hemelvaartsvijand – de Levenstenieter. Ja, met een hoofdletter L. De LUL. Gos, wat haatte hij die vent, hij kon zijn bloed wel drinken.
Hm, misschien kon hij zich voordoen als vampierewaaier? Een beetje creatief zijn cv aanpassen, misschien? En dan toeslaan? Kijk, nu kwamen we ergens. Hij was niet voor één zwart gat te vangen!
#waanvandedag #proza
Dit zijn de dagen die voorbijschuiven. De weerspiegeling in het raam ben ik. Hij die schrikt van nog minstens 30 jaar. Dat is van toen ik twintig was en moet je zien wat er allemaal in die tijd kan gebeuren. De drang het bordje gesloten op te hangen.
Dit zijn de dagen van de broek met de scheur. Niet uit modegevoel, maar puur slijtage. Niet weten waar de stof blijft, waar die verging. Een broek als boot zonder drijfvermogen.
Dit zijn de dagen van verboden haast en zelden thuis. Van nachten na dagen die vanzelf in stukken breken. Koekkruimels, huidschilfers en bladderende verf en het zwijgende monster voor het raam met zijn dode ogen. Blijf toch niet buiten staan.
Dit zijn de dagen die mij aanstaren, van podiumvrees en het gemis van adrenaline. De energie die ontbreekt om te bedenken wat dan wel en hoe en wanneer en vooral waarom. Al weet ik het allemaal donders goed. Deze plek is zo bekend, kijk maar, daar is de wal en daar toch weer dat schip. De ruimte vernauwt en ik doe alsof er plek zat is.
Dit zijn de dagen dat ik denk aan een van mijn oude schriften waarin ik al puberend mijn gedichten en gedachten schreef. Er staat dat het precies is wat ik doe. Doen alsof. De huismus die de wereld wil verkennen. Zat ik maar in een trein naar Berlijn, naar Wenen, naar Praag of Skopje desnoods. Gitaar mee en zien waar de slaap mij brengt.
Dit zijn de dagen waar ik niet verder kom dan de gespannen boog, de versnelling in de bocht, de middelpuntvliedende kracht die mijn plaats bepaalt.
Dit zijn de dagen. Dit zijn de dagen. De dagen van dit zijn.
#proza #waanvandedag
Het is een gigantisch gevaarte. De vis, kleurrijk en sierlijk. Ze lijkt licht te geven, de zee is helder en fris. Ik ben de vis, ik ben de vis niet. Ik ben een onbeduidend onderdeel van het grote geheel, ik ben het grote geheel en even onbeduidend.
Over de bodem van de zee loopt een brede, kale strook. Steen, rots, basalt. De aardkorst is koel, glad met ingesleten patronen. Ik leg mijn gezicht er voorzichtig tegenaan. Alles komt tot rust, een troostende kus.
De vis gaat verder zonder mij, met mij. Ik blijf achter in gedachten, ik ga voor en tegen de stroom in. Laat mij meevoeren, afdwalen, afdalen en weer omhoog. Dit is mijn land, mijn hand is dit zand, mijn lichaam dit water, deze zee.
In het oosten wordt het donker licht.
#proza #gedicht
De slaapwandelaar met uitgelopen mascara wentelde zich om en om en om in het lauwwarme bad dat nauwelijks licht doorliet terwijl de radio met lekkende batterijen op de rand gezeten een vonkende kreet uitstootte.
Het touw trok strakker en strakker om zijn nek en happend naar adem waren daar de kleuren weer – rood, blauw en groen met smeltende bergtoppen als glibberende vingers langs het beschimmelde douchegordijn.
Drie weken lang schraapte hij met brokkelige nagels het sediment dat zich in onvoorstelbaar tempo langs zijn lichaam ophoopte om niet op te gaan in de langzaam oplossende granieten vloer.
Stralen chemisch gereinigd water, stalen buizen en houten paleizen stroomden in de regenschaduw weg. De rat zat in de val, de zelfgegraven kuil die maar geen rust wilde geven en onvermijdelijk als een neerwaartse spiraal in het open riool zou verdwijnen.
Hij wandelde en sliep, hij droomde een leven weg van boze uren, kale muren en buren die zijn hartkamers verhuurden aan rampzalige toeristen die het ook wel eens van dichtbij wilden zien.
Hij wandelde zonder te weten, zonder op of om te kijken en botste tegen een boom begroeid met duintoppen mos en vrij zicht op een glinsterend meer in een uitgeput tranendal. Hier kon hij zitten en wachten, luisteren en vallen tot het opstaan als vanzelf niet meer ging.
#gedicht #proza
Aan de overkant van het kruispunt zit een kraai op de klok die de stad wijst waarheen zij vliegt.
Van bovenaf gezien zijn het gedesoriënteerde mieren in en om een hoop, aderen die gelaten stromen, rivieren vol plastic die de bodem doen dalen.
Het zand zal inklinken, het geluid van brekende golven die het land slag na slag weg zullen spoelen. Als water naar de zee gedragen stemmen die monotoon de goden aanroepen.
Deus ex machina, grijp deze raderen bij de strot en knijp alle lucht eruit, laat ze stikken, laat ze beven, laat ze liggen, laat ze rotten in hun jammerklacht.
De kraai houdt de vleugels lam, telt de kralen, speelt verbazing als twee zwarte strepen over elkaar vallen en er twaalf keer wordt geslagen. Weg is ze.
#gedicht #proza
Het was dan altijd de dag daarna dat we Het IJs der Tijden vierden. Al werd dat in sommige regio's om onverklaarbare redenen ook wel Het Hoofbrekens van de Heilige Hagelslag genoemd – soms zelfs oneerbiedig verbasterd tot HaHaHaHa. Maar hier, in onze habitat, deden we niet zo flauw en gemakzuchtig. Hier betekende het echt nog iets.
We dansten al in de vroege ochtend op een woonboot tot het schommelen zo hevig werd dat ze het in Noorwegen in hun broek deden. Hou op! riepen ze dan. Maar dat hoorden wij niet. Ja, pas veel later als de wind onze kant op stond.
De kunst was om tussen de stralende korrels wit al die felle kleuren te zien. Paars, blauw, geel. De bloemen die nog maar net hun knoppen hadden omgedraaid en de vogels die na een bui laag bij de grond bleven op zoek naar wormen.
Wanneer de dag dan voorbij was en het schemeruur al ver achter ons, dan mochten we elkaar in de armen vallen en de mooiste wensen toefluisteren. Het waren intensieve dagen, maar je kon er weer mee voort tot een volgende keer, als alles gewoon opnieuw begon alsof we nooit hadden bestaan.
#proza