Er zijn hier specifieke geuren en geluiden. Er zit altijd wel ergens iemand te roken op een balkon, ongeacht het tijdstip. Die lucht komt naar binnen. Hoera. Ik ga dan overdreven hard hoesten. Niet dat het uitmaakt. En veel passief agressiever wordt het niet voor dit sneue mannetje.
Dan is er nog een populatie honden in de flat die graag van zich laat horen. En soms ook ruiken. Vandaag lag er voor de tweede keer in korte tijd een uitgeveegd kakspoor net voor de liftdeur beneden. Gelukkig ben ik een traploper. Met als voordeel dat je poep-voor-de-liftdeur kunt mijden. Als je oplet, want garantie is er nooit in het leven.
Ik vermoed dat het de jonge hond is van twee deuren verderop. Die heeft nog wat te leren.
Een ander veelgehoord dingetje zijn de rookmelders. Elk huis heeft er twee – gek genoeg niet in de keuken. Maar wel in de aangrenzende woonkamer en net achter de voordeur. Je weet dat het etenstijd is als je ergens zo'n ding af hoort gaan. Ik weet niet wat mijn buren uitspoken in hun keuken, maar het is iets met rook.
En dan is de cirkel ook weer rond. Rook is het thema, blijkbaar. Wist ik ook niet toen ik begon te typen.
Rook van een heel andere orde is het instorten en alles wat eraan vooraf ging van de Twin Towers destijds. Voor mij weer een actueel gebeuren, omdat ik een kinderboek lees waarin al die gezelligheid plaatsvindt. En dat gecombineerd met een verhaal dat zich meer in het heden afspeelt in Afghanistan. Dat biedt weer een andere kijk op het verleden, heden en toekomst.
Tijdens het lezen van zo'n verhaal ga ik weer op zoek naar beelden. Pittig spul en het is alsof het gisteren was.
Waarschijnlijk ook omdat de wereld verder niet enorm is veranderd, het is slechts een nog grotere puinhoop geworden.
Rook dus. En dan is er vuur. Dat vraagt om water. Maar in het water drijven lichamen van migranten die op zoek waren naar een beter leven. En tussendoor drijft het lichaam van een puissant rijke oliebol die voor een luttele twee ton met een duikbootje leuk naar het wrak van de Titanic ging kijken. Het zal wel gek zijn, maar daarmee heb ik geen medelijden. Ik heb mij enorm geërgerd aan hoe dat incident – want dat is het – dagenlang voorpaginanieuws was. Mensen die van gekkigheid niet weten wat ze met hun geld moeten doen en dan op die manier verongelukken. Jammer voor ze.
Zet dat weg tegen de mensen die de wanhoop nabij zijn, zonder nog een cent te makken, die willens en wetens de toegang wordt ontzegd en dus de dood ingejaagd.
Grenzen. Met grenzeloos leed tot gevolg.
Kom er nog maar een keer in M.I.A. met je alleszeggende Borders.
Gisteren was een dag vol van muziek. Muziek in slaapstand aan de ene kant – MANKES – met alle emoties daaromheen. En als bizarre tegenpool en op een andere manier emotioneel, de muziek die mij al van jongs af aan tot op het bot inspireert – SWANS.
Ik kan niet anders zeggen dan dat ik het erg nodig had om meneer Gira en de zijnen vol gas te zien en horen geven. In een verrassende theatersetting alle kanten op gesleurd worden door de zes zwoegende lichamen op het podium. Opzwepend, genadeloos hard, troostend zacht. Misschien is dat waar vriendin K op doelde met catharsis. Zo voelde het in ieder geval wel. Heel even dan toch.
Omdat ik echt niet het risico wilde lopen om de laatste trein te missen, heb ik mijn opgeroepen koopwoede het zwijgen op moeten leggen. Zonder t-shirt, cd, button, sticker, poster of zweetband naar huis. Maar liever nog een klamme hand of blikwisseling met multi-instrumentalist Dana Schechter. Of vooruit, toch gewoon van Michael Gira. Al heb ik al jaren een korte mailwisseling, een hand en een babbeltje met hem in de tas.
Ach, het is niet anders. Er zijn vast ergere dingen te bedenken op deze zieke planeet.
Om mezelf enigszins te bedaren na al dit moois en soms ronduit lelijks, heb ik vandaag gelijk een nieuw ticket gekocht voor hun show in november. Nu kan het nog. Want ook dat is confronterend: de band, tenminste, de kern van de groep, zie ik sinds de jaren '80 ouder worden. En ondanks dat ze een jaar of tien verder zijn dan ondergetekende, is het toch een spiegel. Er komt een dag dat het niet meer gaat, of iemand van ons simpelweg het loodje legt.
En nu weer door. In de overtuiging dat louterende muziek in al zijn intensiteit, en kunst in het algemeen, mij er steeds opnieuw doorheen zal slepen. En ja, dat zijn hoogdravende woorden op een warme zaterdag op zeven hoog. Doe het er maar mee.
Hier, een keer geen muziekvideo, maar een interview met Dana Schechter over onder andere muziek en kunst maken in een door mannen gedomineerde wereld (goh), inspiratiebronnen en rolmodellen.
Terwijl luide motoren aan zeven hoog voorbij razen, hun nagelaten dampen achteloos voor het opsnuiven, verdampt de dag met de minuut.
En telkens wanneer zo'n bizarre lawaaimaker passeert denk ik: hoe grommender het geluid, hoe groter het ronkende gevaarte, hoe kleiner de piemel. Het is een en al compensatie. Op de bestuurders zonder fallus na dan. Hoewel, misschien hebben die ook wel iets te compenseren. Ik, de sneue mopperkont, heb op dat vlak geen flauw benul. Sowieso maak ik hiermee een trieste en ruimschoots achterhaalde fout: alsof de wereld alleen bestaat uit nulletjes en eentjes. Ik weet gelukkig ook heus wel beter.
Waarom ik mezelf zo op mijn hielen zit? Zeg het mij en ik zal je opnemen in mijn testament. Niet dat je daar iets aan hebt. Wat muziekinstrumenten, zwarte kleding, een tasje met make up, een spiegel, een dildo en wat cd's. Meer van waarde vind je hier niet en dat zegt genoeg.
Alsof het ertoe doet, waarde. De werkelijke waarde zit niet in spullen. Hooguit emotionele waarde, betekenis die ergens aan wordt toegekend, een houvast wellicht. En dat is in een notendop, maar meer heb je eigenlijk ook niet nodig, het leven. Emotie, zinloze betekenis, houvast. Hoewel, dat laatste is ook een wassen neus. Houd krampachtig aan het leven vast en je leeft voor de hel uit.
Soms fantaseer ik over hoe het zou zijn om van het balkon af te springen, maar dat het dan een gat in de lucht wordt. Dat niets is wat het lijkt, dat alles niet is.
Kon ik dat maar denken wanneer het nerveuze hondje van de benedenburen na middernacht om mij onbekende redenen een minuut of twintig zichzelf schor keft. Of wanneer motor nummer zoveel mij vergast op klaarlichte dag.
Dolfijnen en haaien. Ik weet het niet, maar ze zwemmen hier langs. Het zal wel met de criminaliteit en de stadse oplossing te maken hebben.
Ik bazel. Stop.
Het woord geef ik graag aan Crime and the City Solution. The Dolphins and the Sharks. Om bij weg te spacen.
Ik heb zojuist mezelf plechtig beloofd dat ik niet met een trekker het gemeentehuis van Veenendaal in zal rijden.
Ik haalde mijn verlengde rijbewijs op. Niet dat die langer is geworden, maar u snapt. En toen kreeg ik te horen dat mijn rijbewijs precies hetzelfde is als mijn vorige rijbewijs, maar dan toch met een bonus. Vanaf nu staat er een T op. De T van trekker. Ik mag zomaar ineens een trekker besturen.
Nu weet ik dat die dingen dus vooral worden gebruikt voor allerlei protesten en dat je er derhalve heel handig gemeentehuizen mee kunt enteren, ook buiten openingstijden. Niet zo heel gek omdat het oorspronkelijke nut van de trekker allang geen doel meer dient. De bodem is verschraald, droog in de diepte en kunstmatig geïnsemineerd met allerhande zooi. Een dooie, monotone boel waar je eigenlijk alleen maar naar kunt staren met een doosje tranentrekkers in je hand.
Om het ding dus toch nog te kunnen gebruiken, hebben creatieve geesten bedacht dat trekkers een probaat middel zijn om boze witte mensen kracht bij te zetten.
Maar, zo zei ik al, dat ga ik niet doen. Ik ben allang blij dat ik de komende tien jaar weer toestemming heb om met een gammele leen- of huurauto op pad te mogen. Die tripjes dienen altijd een hoger doel. Muziek, kunst of andere hoognodige verplaatsingen van mij en mijn inboedel. Verder vind ik het bezit van een ransbak niet bepaald nodig en bezwaarlijk voor mijn geweten. En dat is al bezwaard genoeg.
Moet ik ineens denken aan wat ik een week of wat terug las en waarbij ik een pijnlijk cynische grimas niet kon onderdrukken. De Formule 1 zei toen een miljoen euro te doneren aan het door overstromingen getroffen gebied in Italië. De race daar kon toen niet doorgaan omdat er mensen aan het verdrinken waren. De coureurs vonden het toen niet passend om desondanks hun zinloze rondjes door bochten te brullen. En dit was hun manier om te helpen. Iets met regen en drup. Met een jaarlijkse miljardenomzet een ziekmakende 'sport' uitoefenen waarmee je heel stevig bijdraagt aan de oorzaak van diezelfde overstromingen. Mafkezen. Geen idee, geen benul. Als ze maar kunnen scheuren. Over lijken.
Natuurlijk weet ik dat dit slechts een mank voorbeeld is van alle shit die we over onszelf uitstorten. Over shit gesproken, misschien dat ik toch met een trekker nog gezellig een volle mestkar uitrijd op het eerstvolgende Formule 1-circuit. Het mag wat kosten.
Na zoveel onsamenhangend gebrabbel de hoogste tijd voor een muziekje met een duidelijke boodschap. En ja, opnieuw kietel ik mezelf. The Weak And The Strong. This Story. Hopsa.
Jezus man, je komt binnen met je beats op tien, een fles parfum over jezelf leeggegoten en kauwgom kauwend, nee smakkend, alsof het je enige maaltijd deze week is.
Om de boel geheel volgens cliché af te maken, plemp je je poten op de zitting tegenover je en trekt een blikje energy drink open.
Het is allang geen uitzondering meer. Het treinleven wordt geterroriseerd door deze soort. De ransaap. En wij deugaapjes moeten plaats maken, onze monden houden en ons opvreten van woede en frustratie.
Daar komt, als klap op onze brave borstjes, ook nog eens het leed van structurele prijsverhoging bij. Voor een Dalurenkaart betaal je vanaf heden zowat 120 euro. Dat was 107 euro (en in 2015 95 euro, met elk jaar een euro of anderhalf erbij – nu dus 13 in één keer).
Prijzen verhogen, het lijkt wel een wedstrijd wie de meest absurde inflatieclown in huis heeft. Inflatie, het is een godvergeten slap excuus om alles flink op te schroeven en uit te knijpen.
En we slikken het. Ondanks de ransapen, de smerige en kortere treinstellen, de vermagerde dienstregeling, uitgelopen werkzaamheden, slecht onderhoud en vertragingen.
Ondertussen betalen we allemaal gedwee mee aan de gesubsidieerde luchtvaart, snelwegen en de fossiele industrie. Op een dag zullen wij zelf als fossiel worden opgegraven. Kijk, de homo dommus. Ja, dat was een wonderlijke variant. Groef zonder morren zijn eigen graf.
Ransapen vinden we niet alleen in het openbaar vervoer. Ze staan ook elke zoveel jaar op uw stembiljet. En u kleurt, burgerplichting als u bent, hun hokje rood.
Pieperdienst. Niet te verwarren met het good old verantwoordelijk zijn voor de aardappelen. Dit weekend mogen collega's mij bellen als ze ziek zijn. En dan maak ik ze beter. Of nou, dat zou ik wensen. En wensen mag, maar in vervulling gaan ze zelden.
Of het moet zijn dat het plantje dat ik van twee lieve collega's kreeg als hartverwarmertje niet doodgaat. Ik en mijn bedorven groene vingers. Nou, tot nu toe gaat het wel best met mijn gebladerde vriend. Er komt komt steeds weer nieuw blad bij. Ik neem aan dat het een goed teken is. Weet ik veel, het kan ook pure wanhoop van het kluitje aarde zijn, stuiptrekkingen om uit alle macht te laten zien: hallo, ik ben er nu nog wel, maar doe even wat water erbij, anders is het echt te laat.
Ik praat ook tegen de plant. Meestal om mijn excuses aan te bieden. Of het een beetje verwijtend te zeggen dat de aarde nu ook wel erg droog is. Alsof het zijn eigen schuld is dat ie droog staat. Maar ik weet wel beter. Iets in leven houden is lijden. Net als het leven zelf. Een grote lijdensweg.
Dat is denk ik ook waarom we ons zo graag voortplanten. Niet om de soort te laten voortbestaan (waarom zou je? kijk eens om je heen) maar uit wrok. Omdat wij allemaal door onze ouders en voorouders op deze wereld zijn geplempt zonder om al dit lijden te hebben gevraagd. Iemand moet daarvoor bloeden en de meest ultieme manier om dat lijden te wreken, is om kroost te vergaren. En ze dan, bij wijze van ultieme revanche, bij onze ouders te stallen, want 'wij moeten werken' tegen de vergrijzing.
Vergrijzing. Het is een ding. En toch ook weer onze eigen schuld. Als we niet zo slim waren geweest om de medische wereld op te tuigen tot wat die nu is, dan waren we lang niet met zo'n overtal aan mensen de planeet aan het verwoesten. We leven langer, zijn dus in heel korte tijd met heel veel meer en de boel raakt verstopt, verstikt, verlept. We hebben onze eigen plaag gecreëerd. Geloof me, ik gun oprecht iedereen een vriendelijk, lang en vooral gezond leven. Maar strikt genomen klopt er niets van dat we zo oud worden. Slechts de hoge uitzondering wordt echt oud op eigen kracht. En dat komt dan in het nieuws. “Nee, nooit ziek, altijd buiten, matig geweest met eten en drinken maar wel gebalanceerd, nooit gerookt ook of voorverpakt voedsel gegeten. Nou ja, of dat echt heeft uitgemaakt weet ik iet. Ik heb niets geks gedaan en was tevreden.” En dan nog kun je met gemak omvallen voor je vijftigste hoor. Garantie tot aan de deur. Zonder medicijnen en dokters, verzorging en aandacht was ik waarschijnlijk ook geen 50-plusser geworden. Genoeg dingen, hoe pietluttig ook, waar je met gemak aan kunt sterven. Want dat is het leven.
Die bizarre drang om tegen beter weten in maar zo lang mogelijk te blijven leven gaat ver hoor. Je mag niet eens zelf bepalen wanneer en hoe je dood wilt. Nee, leven zul je – er moet worden geleden. Wil je dood? Nee, nee. Dat mag niet. Wij lijden ook en als jij niet meer wilt lijden dan doen we er alles aan om je in leven te houden. Lijden zul je. Met ons. Het ware medelijden komt daar vandaan, denk ik.
De mens. U kent mijn standpunt. We zijn in staat tot allerlei slimmigheid, maar dat blijkt meestal behoorlijk dom te zijn. Wat geldt voor zo'n beetje elk systeem dat we hebben opgetuigd. Eerst roepen we hiephoera, want oh wat een prachtige uitvinding is de stoommachine, de controle van het vuur, de landbouw, de veeteelt, de penicilline, het kapitalisme, het globalisme – de mens! Jubel en blij.
Slim is niet hetzelfde als intelligent. Een werkelijk intelligent wezen zorgt voor de soort door voor zijn omgeving te zorgen. Door zichzelf en daarmee de soort in balans te houden. Als een strenge, maar rechtvaardige en liefdevolle ouder.
We zijn straks met 9 miljard. Dat worden er 11, waarschijnlijk nog iets meer. Daarna wordt het zo goed als zeker iets minder om uiteenlopende redenen, zoals nog meer oorlog (water- en voedseltekort haalt doorgaans niet het beste in ons naar boven), minder plek om te wonen (een onleefbare planeet maakt van ons nog moordzuchtiger wezens dan we al zijn als we het relatief goed hebben).
Je ziet het aan hoe we omgaan met mensen die nu al, mede door ons, in de shit zitten. Zij zoeken uit pure paniek naar een beter bestaan. En wat doen wij in Europa? Wij duwen ze terug de zee op. Verdrink maar. Zoek het maar uit. Hier ben je niet welkom. En waarom niet? Omdat wij dit deel van de wereld al hadden ingepikt en bang zijn. Angst haalt het slechtste in ons naar boven. We staan een deel van onze belasting maar wat graag af aan Frontex. Zeggen dat je het niet weet is liegen dat je barst.
Spanje staat in de fik. Portugal volgt. Straks Frankrijk. “It is creeping up slowly”. Nederland doet straks haar naam eindelijk eer aan en staat neder water, zoals het ooit was. Wij zijn nu eenmaal een nepland en dat trucje passen we overal in de wereld maar wat graag toe. Zand oppompen en opspuiten. Als er iets bewijst dat we nog steeds in een zieke mannenwereld leven, is dat het wel. Pompen en spuiten. Dat is wat we doen. En dan overtuigd zijn van onze creatie, terwijl we uitgeput van onze partner afrollen, een peuk in onze muil steken en net voor we hersendood in slaap vallen mompelen: zo, regel jij de rest?
Je zag 'm al aankomen. Dat zinnetje hierboven komt uit Inertia Creeps (live). Massive Attack. Ritme, dreiging, yeah, fijne plaat. Tenminste iets wat het leven enigszins de moeite van het lijden waard maakt.
Zo, ook Veenendaal staat nu officieel op de kaart. Ik las net dat er zwaar vuurwerk en de nodige verdovende shit in een woning is gevonden “na een heimelijke achtervolging”. Je mag jezelf in deze tijd pas een volwaardige stad noemen als er een kans bestaat op 'Rotterdamse toestanden' – ontploffingen aan de deur. Weer eens wat anders dan maaltijden bezorgen.
Hoewel het soms ook best zwaar kan vallen, zo'n bezorgmaaltijd. Het moet op, want je hebt veel te veel geld betaald voor het zoute vreten. Sta je in no time zelf op ploffen. Plofkraak op de plee waar een plofkip kukeleku tegen zegt.
Tot zover het ranzige deel van dit digitale kleinood.
Hemelvaart. Ooit liet ik er een gedicht op los. Vandaag even niet. Er vaart genoeg naar de hemel, als ik de kerkklokken mag geloven. Drukke boel en ik mijd drukte het liefst als de vogelgriep.
De meeuwen vallen uit de lucht, de mussen van het Zuid-Europese dak, de anderhalve graad tikken we binnenkort ruimschoots aan, een landbouwakkoord komt er van z'n kort zullen we leven niet en zo dobberen we door. Gelukkig hebben we nu messcherpe digitale beelden van de Titanic. Kunnen we tot in detail zien waar we met z'n allen op af stevenen. Halleluja.
Ach, het schip is pas echt gezonken als het Leonardo-kalf verdronken is. Over de doden niets dan goeds.
Daarom, de hoogste tijd voor het traditionele gedenkmoment: 43 jaar geleden keek Ian Curtis voor het laatst glazig voor zich uit. “Hangman looks round as he waits, cord stretches tight then it breaks” – uit een van de laatste teksten door I.C. geschreven en door New Order uiteindelijk postuum uitgebracht. In A Lonely Place. Wat een plaat. Natuurlijk deel ik de versie waar ik binnen een tel weer, wat zal het zijn, 12 jaar oud (?) ben en de bootleg beluisterde op de platenspeler van mijn broer. Om het daarna als de sodemieter op een bandje te knallen, zodat ik het kon luisteren wanneer ik maar wilde. Dat bandje, en nog heel veel andere tapejes, heb ik gelukkig nog steeds.
Goed, dat nummer. Live. Een jaar na het overlijden van meneer Curtis. En die lading is zichtbaar, voelbaar, hoorbaar.
Het eerste optreden met MANKES dit jaar was in een kraakpand aan de Vossiusstraat in Amsterdam. Precies, hetzelfde pand dat gisteren ineens eventjes in het nieuws was omdat de bewoners een rechtszaak hadden aangespannen (en gewonnen) tegen de Russische, puissant rijke, eigenaar van het pand. Het heerschap kon niet aantonen dat hij er op korte termijn zou gaan wonen. Goh, wat een verrassing.
In ieder geval een prettig signaal naar andere pandjesvernachelaars die maar wat graag alles opkopen (lees: witwassen) wat on(t)roerend los en vast zit en er vervolgens niks mee doen.
Tja. Het was zo'n bericht waar ik dan toch heel even van opveer. Kijk, wij waren erbij! Hoewel. Verder hebben we er weinig aan bijgedragen, behalve dat we er speelden en daarmee geld inzamelden voor Oekraïense anarchisten en activisten. Wat best een maf en nogal grappig gegeven is. In het huis van een volgevreten kapitalist de kunsten vieren en geld verzamelen voor zijn tegenpolen.
Nou ja, verder struikel je in de nieuwsberichten over het al jaren tekortschieten, blunderen en wegduiken voor echte verantwoordelijkheid – namelijk rigoureuze veranderingen in en van 'het systeem' – van onze overheid. Is dat dan nieuws, kun je je afvragen. Niet echt hè.
Laat ik ook eens naar het midden van de weg gaan. Een liedje dat met een heel klein beetje gekronkel en een scheef knikje wel past in het positieve krakersnieuws. Leve de gekheid. Madness. Our House.
Het ziet zwart van de was op het balkon en het wappert loom in de zon. Na veel drukte heb ik mezelf net ook even op het balkon gezet. In de bewolkte zon met thee. Een klein half uur, dan is het wel weer mooi geweest.
De volgende klus is de aanvraag van de huurtoeslag. Ben ik eindelijk mentaal zover, blijkt de website uit de lucht vanwege onderhoud. Lekker dan. Straks mag ik in de herkansing. Hartstikke leuk.
Ondertussen een dubieuze stream opgezocht om straks, als ik het niet vergeet, naar Sparta te kijken. Een ongekend seizoen maken die door en dan is het voor iemand die het doorgaans met lede ogen aanziet best vol te houden. Ik blijf er overigens bij dat, wanneer ik eindelijk eens mijn hart zou volgen, ik mij niet zo nodig meer druk wil maken om dat hele voetbal. Eigenlijk is het een totaal verziekte sport, net als zo'n beetje alle sporten. De commercie met die bizarre geldstromen hebben het flink naar de gallemiezen geholpen. Ik troost mij met de gedachte dat die bescheiden en eeuwig tobbende cultclub uit Rotterdam West dan toch nog enig fatsoen kent. Waarbij ik voor de volledigheid nog maar eens opmerk dat wanneer de ziel ook daar wordt verkocht, ik er niets meer mee van doen wil hebben. Dan rest mij slechts de herinnering en gaat de verdeelde aandacht naar Forest Green Rovers uit Engeland – een volledig veganistische en groene voetbalclub. Of anders, vooruit, FC Sankt Pauli, de undergroundclub uit Hamburg.
Tja. Bijzaak is het, ik weet het.
Ik pruttel mezelf met duizend-en-een-klusjes door deze vrije dag. Stiekem had ik nog een fietsrondje in gedachten en ook een paar boodschappen, maar weet je, ik laat het even voor wat het is. Gewoon hier binnen en op het balkon in de verte staren, gitaar, liedje, af en toe een diepe zucht. Ook daar moet je soms jezelf tijd voor gunnen.
Over staren gesproken. Even mezelf kietelen. Stare dus. Cradle FC. Het meest recente wapenfeit. Nou ja, recent. Het was 2011. Een EP opgenomen in Bristol, Engeland. Toen CFC weer tijdelijk een soloaangelegenheid was. Soleren. Hoe treffend.
Het waren bewogen uren, die laatste vierentwintig. Ga maar na. Vanuit het werk naar het station en daar, omdat er een ruim half uur moest worden gewacht op de trein die mijn abonnement trekt, op de rand van een enorme plantenbank op het perron, ver van de andere mensen, in de avondzon mijn eten uit het meegebrachte trommeltje gegeten.
Eenmaal op Utrecht Centraal speelde in de hal het NS-orkest. Daarna zouden er plechtigheden zijn op een stuk aansluitend station dat was afgezet met lint en streng werd bewaakt. Zelfs een herdenkplek moet eerst worden bezet en kan daarna pas worden bevrijd.
Ik kon niet lang blijven luisteren, anders zou ik mijn aansluiting missen. Na een dag rondjes rennen door de bieb wilde ik toch wel graag naar huis.
In de volgende trein zat ik opgescheept met twee doorgefokte jochies voor mij. Pubers met oversekste kreten die daarbij graag tegen de stoel van hun voorganger aan wensten te trappen. Dat moet nogal irritant zijn geweest voor de desbetreffende stoelbewoner, maar die gaf – misschien verstandig – niet thuis. Ik daarentegen zat me op te vreten. Vooral omdat ik de bui al zag hangen. Ik wilde straks in de trein gewoon twee minuten stil zijn en dus geen geklooi van dit soort mafketels voor mij.
Op een gegeven moment haalde de meest vreselijke van de twee zijn kauwgom uit zijn mond en smeerde dat op de achterkant van de stoel voor hem. Niet kort daarna vatte deze verlichte geest het plan op om een klein stukje kauwgom weer van de stoel af te halen en er een balletje van te draaien. Precies op het moment dat hij het kleinood tegen het hoofd van de persoon voor hem wilde pieken, gaf ik hem een ferme tik tegen zijn achterhoofd. Die zag ie letterlijk niet aankomen. Hij draaide zich fel om, wist heel even niet wat ie moest zeggen, maar gelukkig kwamen er al snel volzinnen waarin ik werd geprezen met zalvende woorden als kankermongool, kankerlul en kankerklootzak die [i]hem zomaar aan had geraakt[/i]. Ik gaf terug dat als ik een kankermongool was, dat hij dan chef kankermongool zou zijn. Baas boven baas.
De trein stopte ondertussen en de twee stoere binken stapten uit, waarbij ik nog een achteloos toegebeten advies kreeg om mijn kankermuil te houden. Prima toch, ik had mijn punt wel gemaakt.
Voelde ik mij nu trots, dapper, een held? Welnee. Ik zat te trillen als was het een spontane koortsaanval en mijn hart bonkte als een gek. De welbekende overkill aan adrenaline als ik boos ben. Want dat was ik toch vooral. En opgelucht. Zo'n actie had ook anders uit kunnen pakken. Toch had ik het niet anders gekund op dat moment.
Nog geen minuut later werd er omgeroepen dat de trein zo stil zou gaan staan vanwege Dodenherdenking. Ik kon nu in alle rust denken aan iedereen die mij dierbaar is.
Toen ik uitstapte was er net een mannenkoor aan het zingen bij het plaatselijke monument. Ik vond het wel mooi, maar ik wilde echt enorm naar huis. Dus ik liep, zo respectvol als ik kon, met een boog om alle verzamelde mensen heen, in straffe pas richting het tweede deel van mijn avondeten; ik was hard toe aan mijn groenvoer en noten.
Helaas moest dat plan nog even geduld hebben. Op de galerij aangekomen bleek er politie bij de buurvrouw voor de deur te staan. Haar zoon, een man van toch zeker dik zestig jaar, stond er overstuur bij. De politie probeerde de deur open te breken, als was het een kasteeldeur. Je weet wel, met zo'n moderne boomstam. Dat lukte niet. Geloof mij, die driepuntssloten zijn inbraakveilig.
De brandweer kwam erbij, twee andere buren ontfermden zich ondertussen over de zoon van de buurvrouw. Ik had begrepen dat zijn moeder ruim boven de negentig jaar was, dat hij zijn vrouw vorig jaar was verloren en kort daarvoor nog iemand. Sta je dan op 4 mei met politie, brandweer en even later ook ambulancepersoneel te kijken hoe die woning maar niet open te krijgen viel. Nou ja, uiteindelijk lukte het toch. Met een koevoet, een kettingzaag en een boor en nog wat geram met dat ding, gaf de deur het toch maar op.
Gelukkig bleek de buurvrouw te leven. Ze was gevallen en kon verder niets meer. Arme vrouw, die heeft daar een uur gelegen en gehoord wat er allemaal aan gruzelementen ging.
Uiteindelijk zat ik dan toch aan mijn voertje en overdacht de dag. Dat was me er eentje. En toen wist ik nog niet dat ik, amper vierentwintig uur later, een brandalarm af hoorde gaan bij, zo wees nader onderzoek in mijn pyjamabroek en hoodie uit, mijn aangrenzende buurvrouw. Ik belde aan, zij deed open, duidelijk in paniek. Een kleine dame die in gebrekkig Nederlands duidelijk maakte dat de vlam in de pan was geslagen. Het hele huis vol rook en het alarm bleef maar afgaan. Ik pakte mijn keukentrap, zette het gegil uit en vroeg haar om alle ramen en deuren open te zetten en direct naar buiten te komen. De rook was verstikkend.
Een minuut later stonden we buiten hoestend en proestend even bij te komen. Ze was in slaap gevallen, zei ze. En ook vertelde ze mij dat oud worden niet leuk is op deze manier. Dat kon ik mij voorstellen en gaf haar een voorzichtig klopje op haar arm.
Haar kinderen zouden straks nog even komen, dus ik hoefde mij geen zorgen meer te maken, zei ze. Nou, ik ben toch nog een paar minuten buiten gebleven met haar en heb haar bij het weggaan op het hart gedrukt om aan te bellen als er iets is wat ik kan doen. Ik ben daarna nog even mee naar binnen geweest om samen de pan en de keuken te controleren. De rook was zo goed als weg, maar de stank enorm.
Gelukkig was ik al van plan mijn jaarlijkse douchebeurt vanavond eer aan te doen.