Met nog een kleine tien minuten voor ik de deur achter mij dichttrek een halfslachtige poging om hier wat leegte te vullen. Nou vooruit, laat het dan een geslaagde poging zijn, want helemaal leeg is het hier nu niet meer, zolang je niet op de inhoud let. Net het echte leven.
De ene directe collega neemt vandaag afscheid en er komt een andere voor terug. En er lopen inmiddels heel wat nieuwe gezichten rond (met daaronder het hele toebehoren zodat het lichaampjes zijn). Kreukvrije flexpoolers. Een vijver vol flexibiliteit waar naar hartenlust uit gevist en mee geschoven kan worden. Dingetje hoor, dat neoliberale afvoerputje. Gewoon allemaal poppetjes zonder vaste contracten, nul baanzekerheid, armoedige arbeidsvoorwaarden; lekker bezig toch.
Kijk, de minuten vliegen voorbij. Nog een blik in het spiegeltje aan de wand dat mij toefluistert dat ik er niet mooier op ben geworden, maar dat het er in ieder geval voor vandaag mee door kan. Mijn dank, zelfreflectie.
Terwijl ik aan dit gereutel begin, vliegt er een tuigje over. Dat betekent dat er de komende 10 tot 15 minuten zo'n beetje elke 30 seconden eentje over ons dak sjeest. Dat gaat dagelijks zo op van die vaste tijden. En dat is grappig – echt hilarisch gewoon – want ik wilde net iets mompelen over ons leefmilieu.
Ik trap namelijk net als iedereen in de kreet dat iets beter voor het milieu is. Dan denk je, prima toch, goed bezig. Totdat het verloren gewaande kwartje valt: het slaat zo ontzettend als een potlood op een loden deur. Er is namelijk helemaal niets, echt niks, te bedenken dat door de moderne mens wordt gedaan wat vervolgens goed is voor onze leefomgeving. Beter voor het milieu bestaat simpelweg niet. Alles, werkelijk alles, is op z'n minst minder goed voor de omgeving. Het milieu wordt er door ons hoe dan ook nooit beter door.
Dat tikt gelijk het waanbeeld aan dat we de wereld moeten redden. Slaat ook nergens op. We kunnen de wereld niet redden, die redt zichzelf uiteindelijk wel, kan dat heel goed en zelfs beter zonder ons. Ze draait haar rondjes tot het op is. Tegen die tijd zijn wij er allang niet meer.
Een recente voorspelling gaf aan dat de mens in het meest gunstige geval nog zo'n 10 tot 12 duizend jaar heeft. Daarna is het hier grotendeels door ons eigen toedoen onleefbaar. Tel daarbij op dat de kans aanzienlijk is dat we statistisch gezien worden uitgeroeid door een – over onszelf uitgeroepen – pandemie en de vlaggen kunnen definitief uit. Tenzij we op magische wijze evolueren, zowel fysiek als mentaal. Dat we, daar istie weer, stevig minderen met ons geconsumeer bijvoorbeeld. Doe gek. Red ons van onszelf.
Tja. Zoveel duizend jaar. Dat lijkt veel en lang, maar is eigenlijk, en met een beetje fantasie, te vergelijken met de levensduur van een eendagsvlieg ten opzichte van onze levensverwachting. Peanuts, nootjes. Het stelt geen reet voor joh. Voorbij voor je het weet. Op zich ook wel weer geruststellend.
Toch zou ik het leuk vinden als we voor die tijd een beetje lief voor onszelf worden. En daarmee slaan we een flinke slag voor de omgeving waar we niet zonder kunnen; alles wat er in groeit, bloeit, leeft. Dat maakt het leven van ons als eendagsvliegjes een stuk aangenamer.
Van de week jammerde ik hier al over het einde van de korte maar o zo prettige vakantie. En daar was geen woord van gelogen. Inmiddels draait de dagelijks molen weer, ook de partner in crime heeft haar werkplek weer bezocht. Het uitzendbureau vraagt mij ondertussen om extra beschikbaarheid voor de komende twee maanden en ik vul braaf wat dagdelen in. Met een paar extra diensten compenseer ik mijn vakantiedagen. Toen ook flexibele arbeid nog gewaardeerd werd, kreeg je gewoon je vakantie doorbetaald. Die tijden zijn alweer een poosje voorbij. De race naar de bodem en dergelijke, u weet wel.
Waarom ik toch nog even terugdacht aan het boehoehoe de vakantie is voorbij-dingetje is omdat ik daarnet de laatste twee stukjes van de chocoladereep aan mijn middageten toe had gevoegd. Die bitterzoete stukjes brachten mij terug naar de razende vrijdagochtend waar we met z'n allen door het vakantiehuis rennen en vliegen om de boel weer in ordentelijke staat te overhandigen aan de eigenaar. Een van de rituelen is het verdelen van de overgebleven boodschappen. Wij kregen onder andere die chocoladereep onder ons bewind. Niet zo gek trouwens, ik was de enige die er met smaak van at. En nu is het op. Gelukkig hebben we nog wat wc- en keukenpapier dat ons voorlopig nog een bevrijdend gevoel kan geven; eveneens buitgemaakt op die bewuste vrijdagochtend. Scheelt mij toch al gauw een volle fietstas met boodschappen, hallo.
Toen we in 2018 onze tweede tour door onder andere Noorwegen deden, scoorde ik daar een tube tandpasta. Nu doe ik altijd al erg lang met dat spul omdat ik het eigenlijk nooit helemaal vertrouw. Het is toch een kwak chemische smurrie die je door je bek rost hè. Dus met mate. Al met al heb ik daar zeker nog bijna twee jaar mee gedaan (oké, afgewisseld met een andere pasta. Vraag mij verder maar niet waarom). En toen van dat Noorse goedje het laatste beetje uit de tube werd geknepen overviel mij toch een zekere treurigheid: de tour is nu echt voorbij. Nostalgia in de gloria. Ik kan er wat van.
Rest mij nu slechts nog de vraag hardop te schrijven wat je bezielt wanneer je bij een opvanglocatie voor mensen die ternauwernood hun land onvrijwillig zijn ontvlucht een stel autobanden in fik steekt. Onder het mom van protest. Volgens mij ben je dan intern aardig ontheemd. Minkukels.
Muziekje dan maar. Over liefde, zoeken, verloren zijn, een woestijn en een grote vogel. Light in Babylon. Hinach Yafa. Gewoon live, op straat in Istanbul.
En zo zit je weer thuis in je hokkie. Lekker tokken en veren plukken. De reis terug is altijd weer een hoop en vooral lang gedoe. Om te beginnen met de verkeersdrukte. Nou, eigenlijk is dat het vooral. Alles en iedereen moet blijkbaar ergens naartoe. En zo ontstond er in de zoveelste file een idee voor een animatiefilm (die er waarschijnlijk nooit zal komen of die misschien zelfs al bestaat, weet ik veel). Het gaat zo. Het is altijd stil op de weg. Maar zodra iemand die er nooit gebruik van maakt toch die weg opgaat, dan is het ineens keidruk. Alleen maar file. Die persoon gaat uiteindelijk weer de weg af en alle drukte verdwijnt als een megagletsjer in een postindustrieel klimaat.
Ik droomde me suf. Dat doe ik altijd, maar deze keer suffer dan anders, zo leek het. Ga ik je verder niet mee vermoeien, het is maar dat ik het gegeven even in het wild is opgehangen. Eens zien wat het doet. Trouwens ook veel aangereden wild op de weg. Dat laat mij nooit koud. Al met al is autorijden allang geen onschuldige hobby meer, als het dat ooit al was, en ben ik altijd weer blij als ik het ding heelhuids bij de rechtmatige eigenaar kan inleveren. Al weet ik dat er altijd weer een moment komt dat ik hoop dat het ijzer op wielen te leen is voor mij moverende redenen. Zo is het ook. Bezie deze hypocriet.
Goed. De vakantie is gedaan. Het zit erop. Over een goed uur loop ik mijn rondjes weer in de bieb. Ook prima, maar anders. Het was fijn er even uit te zijn. Eerst samen en daarna met nog zeven anderen in een groot huis. We dobberen nog wat na met z'n allen getuige de foto's in het digitale groepsgesprek. Daarna zal het allemaal weer zijn zoals het was. Soms een oprisping en met het vizier gericht op een volgende keer.
Tijd om ook hier weer af te zwaaien. Laat ik dat eens letterlijk nemen en Soft Cell de eer laten. Say Hello, Wave Goodbye.
Het zware ijzeren hek spookt, maar niemand is er echt van onder de indruk. Maar goed ook, anders had je hier geen leven. Het ding maakt ook eigenlijk gewoon een prachtig miserabel geluid. Ik zou het zou op willen nemen en het als basis gebruiken voor een nieuwe song. Prachtig spul voor een geluidscollage, of juist heel basic houden. Ofwel, je kunt er van alles mee. Veel meer dan alleen open en dicht. Het hek moest eens weten.
Als je de weg oversteekt blaten schapen ons sinds gisteren nieuwsgierig aan. Ze zijn door een boer gebracht die ze per twee of drie losliet. Elke keer een pluk wol de wei in met zijn tractor met daarachter een gammele kar die het midden hield tussen afgedankte circuswagen en verroeste freakshowkoets. De schapen vinden het best. Vers gras, de onderlinge verhoudingen bepalen en kauwen maar – mensen kijken.
Gisteren laat in de middag liepen we nog een rondje. We dachten een uurtje weg te zijn, maar dat werd bijna twee uur. Ook niet erg, je kan de meters maar weer in je benen hebben. We zijn er nu toch.
Het pad dat we aanvankelijk kozen liep dood. Letterlijk. Al het leven was eruit gegraven. Een enorme gapende wond midden in het landschap. Een afgraving die ik nog niet eerder zo zag. Dat is confronterend: dit is wat mensjes doen. Foto's gemaakt, maar de werkelijke omvang, de diepte, de breedte, de hoogte; het is niet met een simpel telefooncameraatje te vangen. Misschien maar beter ook.
We gaan hier vanmiddag een bonte stoet van acts de revue laten passeren. Daarna pannenkoeken, ik vertelde het al eerder. Morgenochtend de bekende chaos van lichte paniek en opgewonden stofwolken. 'Inpakken en wegwezen en we zien mekaar hè, doei!', zoals het onvolprezen radioprogramma J3 altijd afsloot.
Stijlvol eindje breien dan maar, zonder wol. Hek, metaal, ijzer, duister, gothic. Dan kom je toch ergens uit bij The Sisters of Mercy. Lucretia My Reflection. Een klassieker die deze ochtend gezellig door mijn hoofd gonst.
De koeien zijn onrustig. Dat begon vanochtend vroeg al en duurt zo de hele dag door. Nou ja, halve dag. Zover zijn we nog niet tenslotte.
Een stuk vroeger vanochtend stond er, net zoals we thuis zijn gewend, een busje met stationair draaiende motor onder ons raam. We slapen met het raam open, dus het was gezellig brommend wakker worden. Hoewel, elke ochtend is de haan er als de kippen bij zodra het eerste licht zich aandient. Maar hé, dat heeft nog wel wat. Ieder z'n instinct.
Verder is er, geheel zonder enige nieuwswaarde, weinig romantisch aan het landbouwleven. Tractoren ronken af en aan gelardeerd met een geurspoor van kunstmest. Landbouwplastic schittert ondertussen in de waterige zon.
Tot zover deze keerzijdigheid.
Zoals gezegd probeert de zon haar tranen te bedwingen en warmt ze het binnenlijf zo goed en zo kwaad als het gaat op met haar warmte. Want die is er, zodra ze maar enigszins door de wolken weet te prikken. Lukt dat niet, dan is het op z'n zachtst gezegd fris met een stevige wind toe.
Ach, het kan altijd rotter. Niks te klagen, slechts op te merken.
We gaan zo een ijdele poging wagen om een vierstemmig lied in te studeren. Dat zijn zware woorden voor een riedel die we vooral voor de pret willen laten horen. Elk jaar, sinds een paar jaar, hebben we een bonte avond die we bij wijze van extra verwarring net als vorig jaar naar de donderdagmiddag verplaatsen. Wel zo praktisch met aansluitend pannenkoeken die een veel rijkere traditie kennen. Ieder kan en mag die middag kunsten vertonen en het is altijd weer dikke lol en soms zelfs verheffend.
Zover is het nog niet. Toekomstmuziek dus. Neemt niet weg dat ik graag Cranes van stal haal met hun Future Song. Live in Italië. En niemand die nog weet wat de band tegenwoordig uitspookt. Iets met noorderzon.
Er gebeuren hier allemaal dingen die nooit, of in ieder geval voor zover ik weet, zo zijn gebeurd. Bijvoorbeeld de traditionele groepswandeling – zomaar ineens voor de lunch. Gekkenhuis. Of dat we in de avond echt allemaal met een spelletje bezig zijn. Niet allemaal hetzelfde spel, maar dan nog. Maf. Nog zoiets: de boodschappen die nauwelijks een tweede bestelronde nodig hebben. Een aanstaand tafeltennis- en tafelvoetbaltoernooi. En misschien zelfs een klaverjastoernooi. Hallo, kan het heel even normaal? Fijn. Niet te doen dit. Alles wijkt maar af. Nou alles. De zooi is als vanouds net als de denkbeeldige taakverdeling van vaatwasinruimer tot toetjeshaler, broodinkoper, fotograaf, theezetter, afruimer, tafeldekker; daar zit een redelijk voorspelbaar patroon in. Gelukkig maar.
Nog meer gelukkigheid. Twee broers die elkaar na bijna twee jaar weer eens zien. Allebei de jongste niet meer. Ze vieren de verjaardag van de een bij elkaar. Ofwel, mijn vader tikte de 76 aan en vierde dat uiteindelijk met zijn broer van 90 in Arnhem. Een mooi cadeau en goed geregeld. Dan kun je er weer even tegenaan. Of zoals hun moeder zou zeggen: 'hoe is het in jezusnaam mogelijk!'
Over die kruisbestuiver gesproken. Laat ik net heel de dag met You Trip Me Up van The Jesus and Mary Chain in mijn hoofd zitten. Komt natuurlijk ook door de mariakaakjes hier. Ik noem ze bij voorkeur Jezus en Maria-kaakjes. Dan is een kruimelig liedje nooit ver weg.
En dan zitten er alweer vierentwintig Ardennense uren op.
De avond stond in het teken van hangen op het terras nadat we ons na lange tijd allemaal weer verzameld hadden in het Belgische landschap. Uitzicht op de heuvels, een rijke sterrenhemel waar af en toe wat uit viel, spelletjes en een voertje. Het was uiteindelijk donker genoeg om Jupiter en de Melkweg te zien. Dan weet je dat je de verstedelijking ruimschoots achter je hebt gelaten. Mooi toch.
Vandaag was het als alle andere zaterdagen die we met z'n allen doorbrengen. De eerste nacht achter de rug, iedereen weer redelijk uitgerust, de immer vers gehaalde broodjes en broden, een verkennende wandeling, nog maar een spelletje, tafeltennis, een boek, schoonvader tokkelt wat op zijn gitaar, oom fluit de boel dwars en tussen de bedrijven door slaan die twee een balletje op een denkbeeldige green. Tante staat nu in de keuken om het eten te regelen, omgeven door de elk jaar weer ruime hoeveelheid boodschappen die strategisch in de keuken en nabije omgeving zijn uitgestald. De tafel wordt zo gedekt. Dat zal wel hier buiten gaan gebeuren wat betekent dat ik plaats moet maken en mijn kabbelende babbel af ga ronden.
In afwachting van het weer dat zo goed als zeker zal gaan omslaan, was ik van plan af te tikken met een zonnige riedel, nu het nog kan. Maar nee, er komt ineens iets anders tussendoor. De sterrenhemel stemt tot mijmeren, fantaseren en geheimzinnigheid. Vallende sterren als rollende stenen op een onvoorstelbare afstand. Daar past voor nu The Rolling Stones uitstekend bij. 2000 Light Years From Home.
Al snel tijdens ons rondje door het park troffen we een tros bananen aan. Zo op de grond bij een hek. Niemand in de buurt. Geen Banaan-alert op de telefoon, niets. Wel een helikopter, maar die zocht ongetwijfeld naar patjepeeërs in deze hele halve bananenrepubliek. Makkelijk zat.
De tros zag er goed uit, voelde nog koel aan alsof het zo uit de winkel kwam. Waarschijnlijk net voor wij eraan kwamen uit iemands fietsmand of boodschappentas gevallen. Zo laten liggen was geen optie. Oprapen dus, om ons heen kijken om zeker te weten dat er niet toch iemand huilend onder een struik een Vermist-poster zat te knutselen. Je weet het niet hè.
En zo wandelden we het overgrote deel van ons rondje met een tros bananen dan weer in de ene hand, dan weer in de andere. Halverwege wisselden we even, maar uiteindelijk, zeker toen de partner in crime de tros achteloos op haar schouder wilde leggen, heb ik de gele rakkers het meest zo nonchalant mogelijk aan mijn stramme vingertjes laten bungelen.
Ondertussen bedachten we allerlei scenario's over hoe en waarom dit maffe stel met die tros door het park liep. Gingen we naar een Fruit Fest? Een bring your own banana-party? Hoopten we wat Minions blij te maken? Lokten wij kinderen wellicht? Of deelden we belangeloos trossen uit aan op bankjes gedrapeerde laveloze studenten of ander aan lager wal geraakte mensheid? Niets daarvan. We kwamen tot de conclusie dat we onze bananen aan het uitlaten waren. Lekker absurd.
Inmiddels liggen ze bij te komen in de koelkast. Inderdaad, daar bewaar je doorgaans geen bananen, maar wij wel. Omdat we ze pureren en vermengen met perensap. Dat maakt ons ontbijt compleet. En dat zelf gebrouwde sap moet wel koud zijn. Daarom.
Het was vroeg in de avond even slikken. Weer terug in de overprikkelende omgeving die Amsterdam heet. Ondanks dat we maar een paar dagen weg waren was de schok, net als altijd trouwens, weer stevig. Alle mensen, al hun geluiden, al hun geuren en al hun gehaast. Het overvalt me altijd opnieuw, ook na een minuscule vakantie in een oase van rust.
Maar goed, alles went uiteindelijk. Daarbij, het is een relatief luxeprobleem. Over ruim 24 uur begint de volgende week vakantie, dan zijn de Ardennen weer aan de beurt.
We zwaaiden vanochtend Wageningen uit en brachten nog een ruime middag door in Arnhem. Ook zo'n plek waar we ons prima op ons gemak voelen. We parkeerden de leenauto aan de rand van de stad, net voorbij Oosterbeek, en liepen in goed twintig minuten langs de Rijn naar het centrum. Daar dwaalden we door de voor ons bekende riedel met een bezoek aan een boekhandel, een muziekwinkel en een pauze op een terras. Daarna weer terug naar de auto (lang leve mijn schuldgevoel) om ons een weg te banen door de verkeersdrukte op de snelweg. Grappig, want zo snel gaat het allemaal al jaren niet meer daar.
Auto's. Rare dingen toch. Ze zijn, dat geef ik heus toe, soms erg handig. Maar zelfs dan niet noodzakelijk. Dat zijn ze nooit. Het maakt dingen makkelijker, dat wel. Soms dan. Want een auto in Amsterdam is een drama. Zeker als je geen parkeervergunning hebt. Dan zijn het ineens heel onhandige dingen, die dingen op vier wielen met hun uitlaatshit. Uiteindelijk hebben we een enigszins budgetvriendelijke oplossing gevonden voor het stallen van een kleine 48 uur ijzer op rubber. Zoals gezegd. Luxeproblemen.
Het onderstreept ook nog maar eens hoezeer ik zo'n ding niet zou willen bezitten, zeker niet zolang ik in een stad woon. Geef mij dan maar deze variant van lenen en als dat niet kan, dan huren. Deelauto's en -opties genoeg. Maar het allerliefst zou ik zien dat alles met de trein bereikbaar was. En dat we dan een privécoupé zouden hebben. En een regenvrije bakfiets. En gewichtloze bagage.