De man loopt vanuit de supermarkt een klein stukje met mij op, fiets aan zijn hand. De slagboom die vracht doorlaat en notoire foutparkeerders reguleert en vanwege deze strakke taakomschrijving niets van doen heeft met wandelgangers en fietsers, zwaait spontaan omhoog. De man kijkt er tevreden naar. “Het gebeurt me niet vaak hoor, dat ik de slagboom puur met mijn hersengolven omhoog kan laten gaan.” Ik denk dat hij een grapje maakt en ik probeer zijn donkere ogen verstopt achter dikke en vettige brillenglazen te peilen. Onbegonnen werk. Het blijkt duidelijk geen grap, want serieus gaat hij verder. Over hoe het een goede dag is, wanneer het hem lukt de slagbomen met zijn brein in beweging te krijgen. En als het niet lukt, dan is het een slechte dag. Tenminste, dat ligt er weer een beetje aan in welke richting de vlaggen wapperen. Soms kan je dan nog steeds twijfelen, maar dan kun je het gewoon op de lijst zien. Daar staat het ook op, of het een sterke of zwakke dag voor zijn hersengolven wordt. Maar nu is het een goede dag, met sterke hersengolven – vandaag kan hij heel waarschijnlijk veel meer dingen dan normaal en dat is mooi. Meestal heeft hij zwakke dagen namelijk.
“Nou, profiteer ervan”, zeg ik wanneer hij naar rechts gaat en ik naar links. Met een ruimhartige armzwaai en een onbeholpen “Ja, daarom!” groet hij mij. Ik steek ook mijn hand op naar hem en wens stil dat de vlaggen gunstig blijven wapperen.
Ik zag vanuit de trein een bospad en ik dacht, daar wil ik zijn. In het bos groef ik een kuil en ging erin liggen. Ik dekte mezelf toe met bladeren, grond en takken. Het was er rustig en koel en ik viel middenin de nacht eindelijk in slaap. De maan kneep een oogje toe.
Ik werd wakker met de herinnering aan het enige schoolkamp dat ik meemaakte (maar het kan ook zijn dat ik dit soort helse evenementen heb verdrongen). Het was de avond dat er spookverhalen werden verteld en ik samen met twee andere jongens door leerkrachten mee het bos in werd genomen. Ze verstopten ons in kuilen en dekten ons toe met takken, bladeren en de opdracht stil te blijven liggen totdat ze ons straks met de hele groep zouden vinden. Ik vond het prima. Eindelijk kon ik de in drie dagen en nachten opgebouwde darmkramp de vrije loop laten. Al maakte ik mij wel zorgen dat je het zou ruiken en iedereen mij als straf zou laten liggen. Stil zijn is ook geurloos zijn. Toch overheerste op dat moment vooral de opluchting.
Na een tijdje, geen idee hoelang, het leek een uur op z'n minst, hoorde ik de groep aankomen. Sommige kinderen huilden of waren zelfs overstuur – de verhalen hadden hun werk gedaan. Ik werd als laatste gevonden; de prijs van niet bij de populaire jongetjes te horen. Niemand huilde om mij en eigenlijk vond ik dat zo pijnlijk voorstelbaar dat ik het als vanzelf diep wegstopte; mijn eigen kuil in het bos.
De laatste tijd speel ik graag het nummer Jane Mary, Cry One Tear van Swans. Ik heb het na jaren herontdekt en opnieuw naar mijn hand en stem gezet. Tijdens het zingen van de zin 'no one will cry for you' was de tragiek compleet. In zelfmedelijden is het goed zwelgen. Of, zoals het past in dit weekend: herrijzen is de kunst die ik met liefde beoefen. De feniks uit de as. Kijk, ik vlieg.
Met aan twee kanten bruggen en zelf over de middelste is het zicht vrij en intrigerend. Fabrieksschoorstenen prikken de dikke wolken; voilà, een wattenstaaf van heb ik jou daar aan mijn fiets hangen.
Eerder deze middag sprak eerst De Vrouwe solo en daarna wij samen wijze woorden over kunst en muziek, een markt die niet bestaat en de toekomstvisie voor de korte termijn. En dat dan allemaal telefonisch in het radioprogramma Zwaardvis van vriend Willem. Blij als een kind met kriebelende geitenwollen sokken kon ik mijn credo dat wijzelf het virus zijn ook daar nog even tussen de spouwmuren kwijt. Kijk maar wat je ermee doet, dacht ik.
En nu ligt Nijmegen achter mij en zal Arnhem straks de wereld omkeren. Zo gaat dat in het leven van de treinreiziger. Vooruit naar over de rivieren en achteruit naar nog noordelijker. Amsterdam in het vizier, maar laat ik aardig zijn en de trekker niet overhalen. Tenzij het is om de ramen op te frissen.
Ik geloof niet dat ik veel meer toe te voegen heb voor nu, behalve dan het eindeloos en dus oeverloos vrij associëren, het spel met woorden dat ik graag speel en altijd van mezelf win.
Kom ik nog even terug op de radio-uitzending. Voor hen die vielen, weer opstonden en denken, verdraaid, dat heb ik dan maar mooi gemist, geen zorgen. Je kunt hier het interview met Selma en hier met ons samen terugluisteren. Hiephoi.
Dat is het mooie van het niet kunnen onthouden van cruciale dingen. Je komt overal mee weg en je kunt jezelf gewetenloos in de spiegel blijven aankijken. Glad als een aal, doorzichtig als afdekfolie, flexibel als elastiek. Niet dansen, maar eindeloos ontspringen zonder bron. En. Zo. Voort.
En hoe kan de partij die de persoon in haar gelederen heeft om wie de heksenketel ontstond excuses accepteren die pas midden in de nacht worden gemaakt. Gemaakt, dat is het. Gespeeld, bedacht, onoprecht, too little, too late, zou je denken. En maar met zijn handje op het blad meppen – ik ben wél betrouwbaar, boehoe. De upgrade van Ich habe es nicht... – of, zoals iemand van diezelfde partij dan had kunnen roepen, bewust van enig verleden: Chapeau! Maar nee, de monden bleven dicht en de boel kroop nog wat dichter bij elkaar. Alles voor een nieuwe mogelijkheid mee te mogen regeren. Verdeel en heers, lang leve de aanstaande anarchie.
Over dat laatste gesproken, laten we er wat commerciële punk tegenaan gooien (iedereen snapt dat commercieel en punk nooit samen kunnen gaan dus het betreft hier een zichzelf opheffende frase, soms is het allemaal net wiskunde). Ofwel, fk alle onzin, hier zijn de Sex Pistols!
In Den Haag wordt er op dit moment Omzigtig een mijnenveld omgeploegd en moet ik ondertussen concluderen dat ik mijn ultieme droom om minister-president van dit godvergeten land te worden definitief in rook zie opgaan. Ik heb namelijk een heel sterk geheugen en herinner mij allerlei dingen, zelfs waarvan je denkt: echt joh, waarom zou je dat onthouden? En daarbij is mijn reukorgaan al groter dan gemiddeld en kan het dus bij lange na niet meer voldoen aan die andere harde eis: groeipotentie volgens de Pinokkio-doctrine. Jammer. Heel erg jammer.
(Treurnis komt zelden alleen. Want zeg zelf, er wapperen hier voor het raam vrolijk bedoelde plastic puntvlaggetjes in de wind. Ze zijn losgeraakt van het balkon boven ons en hebben nu niets anders om handen dan willoos de duiven verjagen en afwachten wanneer ze uit hun zielloos lijden worden verlost. De bovenbuurjongen verkeert regelmatig in hogere sferen en kijkt zelden naar beneden.)
Hoop is er ook. Niet dat ik daar verder veel waarde aan hecht, u weet dat ik hoop een lege huls vind. Toch zou het zomaar kunnen dat Ollongren uit gewetensnood een besmetting in scène heeft gezet zodat ze geloofwaardig met spoed het Binnenhof kon verlaten en aldus in alle voorgewende haast achteloos wat knuppelinhethoenderhoknotities aan de horzelende journalisten kon tonen.
Ofwel, komen er alweer nieuwe verkiezingen? Gaat Markje eindelijk met zijn fietsje elders slangenkuilen graven? We gaan het zien en beleven.
Ik stuur u verder het bos in. Op naar het noorden waar Wardruna's Helvegen (live) geheel volgens mythologisch gebruik de weg naar de hel wijst. Maar nee, echt, een prachtplaat. Lekker kitsch, dat ook. Enjoy.
Sinds heel lang was er gisteren eindelijk weer eens tijd voor een ouderwets potje tennis. Ja, op de Wii. Ik zou best op een court willen staan in het echie hoor, maar dan ben ik wel zeer kansloos tegen mijn dochter. Die tennist al sinds haar zesde. Al kan er een jaartje plus of min in mijn toch redelijk goed geheugen gebarsten zijn.
Wat ik maar wil zeggen is dat we vroeger ook met regelmaat lucht stonden te slaan in de huiskamer. Fanatiek hè. Allebei winnen we graag. En ook toen was ze een geducht tegenstander. Net als gisteren. Al telt uiteindelijk het plezier en dat hadden we. Een mooie beloning na een periode van zowat alleen maar met school bezig zijn. Tenminste, daar moesten we ook gisteren eerst even aan geloven. Des te prettiger de beloning.
Terwijl ik gisteren denkbeeldige vliegen mepte was vrouwlief alvast op verkenning gegaan in de binnentuin. Ze waande zich in de lente van 2020, zei ze. Niet zo raar, want elke meelezer hier weet dat deze kleine oase van uiterst relatieve rust pas vorig jaar, na de bijna 15 jaar dat zij hier woont, werd ontdekt. Vandaag deed ze de verkenning dunnetjes over en ik schoof wat later aan op het bankje. Het was daar goed. Niet te lang, want je verpietert waar je bij zit, maar voor een klein uurtje (voor haar) en een ruim half uur (voor mij) is de nog redelijk vriendelijke eindmaartzon best uit te houden. Boek en thee, ons hoor je niet. De vogels doen dat met liefde voor ons.
Balans is het toverwoord. Dus om de boel hier beperkt opgewekt te houden en omdat het delen van een dagelijks liedje mij tot nu toe prima bevalt, ook nu een passend slot. Eén van mijn favoriete bands: Swans. I Am The Sun. En dan de live versie – pure zonne-energie. Overigens een nummer dat ik hier thuis zelf ook graag mag rammelen. Al was het maar omdat het een fijn ritme heeft en je met A-mineur uren door kunt hakken.
De verleiding is te groot, dus ik zeg het toch maar. Dat ik mij dan dus afvraag hoe te klein ons suffe landje zou zijn wanneer de taferelen in Krimpen en Urk zich rondom een moskee zouden afspelen. Dat er een moslim met neiging tot hellend vlak uit z'n asobak stapt nadat ie een journalist opzettelijk probeert aan te rijden. Uitstappen, grommen en buik vooruit. Sigaret in z'n harses, politieagent intimideren, dochter kijkt niet op of om (schaamt zich waarschijnlijk kapot voor d'r vader) recht de kerk in. Nee schat, loop jij maar vast, papa regelt het wel; Godelieke zal ons vergeven. Ik zie een gat in de markt. De eerstvolgende kerst geen lammetjes maar hangbuikzwijntjes in de stal. Zoiets. Doe er wat mee.
Maar serieus, stel nou dat dit soort gladiolengedrag (sorry gladiolen) zich bij een moskee zou afspelen met als bonus een verslaggever die van achteren wordt aangevallen en in zijn buik getrapt. Dan zou er moord en brand worden geschreeuwd. Alle moslims het land uit, moskeeën dicht. Geertje zou spontaan zijn broek moeten verschonen. Maar nu? We vinden het allemaal heel erg en we worden boos. Eventjes. En dan weer door met onze struisvogelimitatie. Echt, de eerste die nog roept dat 'de islam' het probleem is mag eerst die enorme dikke balk uit zijn eigen glazen oog gaan verwijderen. Ja, ik ken mijn verdraaide klassiekers.
Ondertussen wordt er opnieuw kostbaar water verspild aan de gemiddelde complotdenker op het Museumplein alhier. Amsterdam heeft het, zeiden ze. Zo is het ook. Alles hebben we hier. Alleen zit ik er niet per se op te wachten. Maar waar wacht ik dan wel op? De tram, de trein, de bus, de metro of gewoon een tandem. Spring maar achterop en we zien wel. Als het maar weg is van hier, het land van duizend meningen (die inmiddels zijn gepromoveerd tot evenzoveel denkbeeldige feiten). Ieder zijn eigen waarheid. Het zal allemaal wel.
Oh oh oh, we zijn het allemaal zo zat. Was alles maar weer gewoon. Ondertussen heeft nog steeds zowat niemand in de gaten dat we zelf het probleem zijn en het misschien een goed idee is om ons niet meer te reproduceren. Strik erom en klaar. Tel daar een compleet gebrek aan een heldere generatieoverstijgende visie en bijpassend leiderschap bij op en tel uit je verlies.
Vooruit. Laat ik eens iets nuttigs gaan doen in plaats van open ramen ingooien. Muziek bijvoorbeeld. Mijn eigen wereld in. Om alvast voor wat passend geluid te zorgen deel ik met liefde wat ouder werk uit 2010. 'Run', hoe toepasselijk. Live, ook dat nog. Dan weet je het wel. Bootleg, oeh-la-la. Over ongemak gesproken.
1.
Toen het boek Sapiens van Yuval Noah Harari nog dreigde te verdwijnen in de vergetelheid, las ik het. Niet om mezelf op de borst te kloppen trouwens, dus dat ik dan koketteer met ik las het al voordat het bekend werd – wat ik nu dus met terugwerkende kracht alsnog doe. Waar het mij om gaat, is dat ik de beeldverhaaluitgave die afgelopen jaar verscheen met veel plezier in ontvangst nam uit handen van Sinterklaas (ik weet heus wel dat jij het was, Vrouwe, tss, alsof ik nog geloof in die achterhaalde baard en zijn minions!).
Het prachtcadeau moest even geduld hebben, want genoeg leesvoer op de stapel. Inmiddels heb ik het met smaak verorberd. Het mooie van dit soort boeken is dat ze je bij elke leesbeurt onvermoeibaar nieuwe inzichten geven. Er is altijd wel iets wat ik eerder blijkbaar ook las, maar wat dan toch niet in volle glorie doordrong tot het grijze gebied.
Kortom, ik vond het al een dikke aanrader, net als het andere werk van Harari, en opnieuw zeg ik: lees het. Tot zover deze boekentip.
2.
Gisterenmiddag stonden er vier jochies bij de ingang van de supermarkt. Met van die miniblikjes sinas en chips. Het leek bijna een ritueel zoals ze hun blikjes leegdronken en gelijktijdig uit hun handen lieten kletteren om ze direct heel stoer plat te stampen. Een hand chips eroverheen als rozenblaadjes over een pas gestorvene. Ik kon het niet laten om er zomaar aan voorbij te lopen en vroeg ze streng doch rechtvaardig hun afval op te ruimen. Nog zonder een seconde bedenktijd riep er eentje dat het niet van hun was. Het is dat mijn neusmondkap mijn open mond verborg. Gelukkig was ik niet met stomheid geslagen en bracht nog altijd ferm en kloek iets uit in de trant van dat het natuurlijk belachelijk was om dat te zeggen en ze gewoon hun troep op moesten ruimen.
Op zo'n moment kan alles misgaan. Ze kunnen weigeren, mij uitlachen of op een andere manier voor paal zetten. Het is nu eenmaal een risico om mensen aan te spreken op hun gedrag. Maar zowaar, ze ruimden het op. Althans, de kans is net zo groot dat ze het ergens in de struiken hebben gegooid. Toch wens ik te geloven dat er op z'n minst eentje van de vier voortaan misschien denkt: ik ruim mijn zooi op.
3.
Om verder geen woorden vuil te maken aan het bizarre feit dat er dus bijna 2 miljoen mensen hun voorkeursstem uitbrachten op de wandelende wanstaltigheid die ons Markje is, sluit ik opnieuw af met een liedje. Begin jaren 80, ik was 11 of 12 jaar oud. Het maakte indruk en ik was op slag fan van Fun Boy Three. Een ongewone sound, donker en indringend. Natuurlijk begreep ik niet alles van de tekst, maar gevoel is sterker – dit was goed in alle opzichten. En dat bleek toen ik eenmaal de tekst wel begreep. Hoe dan ook, sinds die eerste keer dat ik het hoorde pruttelt het steevast een keer of wat per week door mijn hoofd:'The Lunatics Have Taken Over The Asylum'. Helaas nog steeds even actueel.
Hopla, weer een jaar veiliggesteld alhier. Zoals ik gisteren al schreef ben ik blij met mijn digitale echoput en daarom doet het mij deugd dat de jaarlijkse aanschaf weer is gedaan. Ja, da's gek hè, dat je blij bent dat je mag betalen. Maar je krijgt er ook wel wat voor terug. Ik kan met een gerust hart mijn gang gaan, gegevens van mij en mijn bezoekers en e-mailabonnees worden niet doorgesluisd, verkocht of anderszins misbruikt en vrijheid van (menings)uiting heeft topprioriteit. Reclamevrij, niks geen profiling of filterbubbel en onafhankelijk van welke big data-reus dan ook. Mooi spul dus, dat Write.as – tot zover deze halleluja.
Een bescheiden hoeraatje voor ons 7-jarig officieus samenwonen dan. Eind mei 2014 liet ik mij hier in de gemeente officieel registreren, maar daarvoor zaten we dus al twee maanden in dit hokkie te tokken. En over precies drie maanden zijn we 8 jaar bij elkaar. Hallo dan, wat vliegt daar voorbij?
Tussen al deze letters door gaat om de haverklap een hysterisch scooteralarm. De tweewieltiran staat al weken onder een beschermhoes en als daar maar een toefje wind tegenaan komt, dan breekt de pleuris uit. Het is ook nog een alarm dat een heel arsenaal aan hoge tonen fabriceert. En dat dan dag en nacht. Ja, er was iets met geluid hier, ik weet het.
Daarover nog meer gesproken: de vrijdagmiddag begint vroeg voor de loodgieter hiernaast. Hij vertrok zojuist met zijn dikke bus vol gereedschap en een spoor van wit gruis in de gedeelde hal en het trappenhuis.
Toen ik net de deur uitging stond onze buurvrouw aan de andere kant hoofdschuddend naar de stoffige bende te kijken. Mijn Turks komt helaas niet verder dan goedendag en de nogal belangrijke afsluiter van elke zin als god het wil. Met gebaren en stevig articuleren (ze is een beetje doof) maakten we elkaar duidelijk dat we allebei enorm lijden onder al het kabaal en de troep. Dat schept een band. Ondanks haar oude dag zal ze over een poosje wel weer zuchtend en puffend omgevouwen de vloer vegen en dweilen. Matje goedleggen met welkom in het Turks (oké, dat woordje ken ik dan ook) en weer verder met ons leven.
Om deze relatieve rust te vieren en het gejank van het scooteralarm te bezweren trakteer ik mezelf en de buurtjes op de rebelse beats van ons aller M.I.A. – yo!
Een schets.
Terwijl alles wat water- en elektriciteitsleiding is (plus wat rioleringsprut) hiernaast wordt vervangen, heb ik, nu de boodschappen binnen zijn en er straks nog een mentaalwelzijnwandelingetje gedaan gaat worden, maar wat muziek opgezet. Hard. Anders hoor je er niks van. Dus sorry buren om ons heen. Geluidsoverlast kent vele gedaanten.
De inkomstenbelasting is gedaan, de tandarts gebeld. Dochterlief wacht ondertussen in spanning op de resultaten van de voorbije toetsen.
Bouwvakkers roken, maken troep en veel stof. Hun gettoblaster stampt in het holle appartement hardcore house met veel te veel treble. Schelle shit. Ik probeer niet in huilen uit te barsten. De veel te korte nachten sinds mensenheugenis hakken er steeds een beetje meer in.
Loop ik hier een potje te klagen? Welnee. Het is gewoon zoals het is. Je kunt op je kop gaan staan (ik niet, want dat leidt geheid tot nog meer gedoe – mijn wonderlijke motoriek is wereldberoemd) maar veel doe je er niet aan. Daarom is deze digitale plek zo fijn. Hier kan ik zuchten en steunen, ontluchten en kanaliseren. Hoe kortstondig de verlichtende werking ook, het is beter dan niets.
Ik mis de optredens. Dat is pas energie kwijtraken. Nee, niet kwijt. Ik weet precies waar het is. Daar, in die ruimte en doe er maar mee wat je wilt. Mijn ontlading breekt harten, muren en licht. Mijn duistere tong, mijn brullende ogen. Ha, nu wordt het nog zowat poëtisch ook. Wat ik maar bedoel te zeggen is dat het zonder voorbehoud moet zijn. Razen en tieren, bij de keel grijpen, tenenkrommend, ongemakkelijk en alleen dan en precies daar. Zoals voor nu van toepassing in het nummer 'Hangman' (Cradle FC) here is my darkness, my beautiful friend.
Dead Can Dance doet in ieder geval ook wat het nu voor mij moet doen: helpen om alles wat dood en koud voelt nieuw leven in te blazen. Ik zal dansen, verdomme. Desnoods op de maan, gedragen door de zee.