Misschien is het dan toch de maan de ware liefde die als geen ander mijn gemoed weerschijnt
Met haar bleke neus en kogelgaten bevlekt en besmeurd door de zieke soort met zijn twee ranzige poten en graaiende vingers die alles kapotmaken
De stap was klein de stap was groot de stap was het begin van het einde waarin nog altijd niet wordt geloofd en dus nemen we je in de schaduw geniepig van achteren zonder pardon zonder geweten zonder de scherpe blik van de zon
Misschien ben jij het dan toch getekend door het leven in prentenboeken waarin we schijnheilig verzuchten en amechtig omhoog kijken naar jou en jouw zwijgend gelaat
Wij hier beneden hebben geen idee geen benul geen besef wij weten niet en zullen nooit weten omdat we simpelweg niet begrijpen wat de reden is van alles hier en jij daar ons hele treurige bestaan
Misschien mag ik naar je huilen met mijn hoofd in mijn nek en dat jij mij dan ziet en komt halen in een vloed van tranen en dan de zilte droogte die volgt
Het spinnetje dat vanochtend over mijn hoofd, langs mijn oor en nek, over mijn borst zo ineens een beetje verloren over mijn dekbed kroop, heb ik voorzichtig in mijn hand genomen en buiten gezet. Het was het minste, kleinste gebaar dat ik als tegenprestatie kon doen als bijzonder karig excuus voor de genocide die ik gisterenmiddag aan mijn bezwaarde gemoed toevoegde.
Balkon achter, galerij voor. Ze moesten nodig worden schoongemaakt. Aan de voorkant, op het noorden, tierden rag, webben en complete kraamkamers van achtpotigen welig. Stof, zand, gruis, duivenpoep. Het was alweer een jaar geleden dat de boel daar werd kaltgestelt op 7-hoog. Mijn grootste zorg was dat ik niet weer een complete generatie wilde uitroeien. Hoe moest ik dat aanpakken, kon dat eigenlijk wel en hoe zou ik het onvermijdelijke accepteren. Levensvragen. Het antwoord, als altijd, eenduidig: de dood.
En zo ging het. Eerst met de ragebol. Daarna de spons met een emmer natuurazijn en heet water. Schuurmiddel en bezem voor de duivenkakkers. Bij elke zwaai en elke veeg hoorde ik ze krijsen, ik zag ze bungelen, spartelen, paniek. Ik had jeuk die de rest van de dag niet wegging. Ook 's nachts niet – douchen helpt niet bij natuurrampen.
Ik werd in mijn onrustige dromen ter verantwoording geroepen door de grootste van het stel. Niet eens onvriendelijk, maar wel indringend. Mea culpa voldeed niet, terecht ook. Sorry zeggen voor zoveel leed en dan? Volgend jaar gewoon weer.
Die twee worden sprak ik net hardop uit. Met gevoel en de nadruk op kloot.
U weet over wie ik het heb en elk woord dat ik er vuil aan maak is er gewoon eentje teveel. Ofwel, al deze woorden zijn teveel. Niet te doen. Dus nu ik toch bezig ben, hoppekee, even doorgaan dan maar. Ik zal proberen enige nuance te betrachten. Ik gebruik betrachten omdat het een woord is dat me doet denken aan de jaren '50 of '60. Archaïsch taalgebruik. Net zoals de fossiele partijprogramma's van de bende van vier. Wat nou lef. Wat nou hoop. Wat nou historisch. Ja, een hoop stront en een historisch drama, met je witte pruik. En lef moet je niet verwarren met hallucinerende angst.
Nuance. Ja. Er zitten een paar dingen in het vijfentwintig kantjes tellende boze sprookje. Beter OV en het is leuk dat de eigen bijdrage naar beneden gaat, ooit (ondanks dat je die rekening, heel voorspelbaar, alsnog betaalt via je zorgverzekering).
En dit is natuurlijk allemaal nog helemaal niet zeker. Nu begint het eigenlijk pas. Daarbij, de eerste de beste peuterschool-tweet van één van de mafkezen en de boel staat weer op omvallen.
Brussel gaat in elk geval niet meedoen aan nog meer oogjes toeknijpen, zoveel is wel zeker. Wat door de PVV-dictator dan zal worden gebruikt voor een tranentuitende 'zie je wel, we moeten uit de EU, ze pesten ons, boehoehoe!'
Wat ik echt niet kan begrijpen is de boodschap die je aan je eigen kinderen, klein- en achterkleinkinderen geeft (als je je al zou willen voortplanten) door te stemmen op deze partijen (of nog erger). Je geeft je nageslacht een dikke middelvinger. Opa, oma, papa en mama zijn nu gewoon nog heel gelukkig en dat moet ten koste van jullie sneue leventjes zo blijven. De toekomst mogen jullie zelf oplossen, daar gaan wij niet over. Wat? Vooruitdenken, visie. Bah, willen jullie even heel snel je mond gaan spoelen met vervuild drinkwater, tsss.
Hier, kijk eens, we hebben je een aandelenpakket Shell en Unilever cadeau gedaan met wat belastingvoordeeltjes toe. Daar hebben we namelijk hard voor met de ellebogen gewerkt. Zouden jullie best een voorbeeld aan mogen nemen.
De trein valt uit en ik koop troostkoffie.
Terwijl ik roerend, blazend, nippend op het perron een plek in de nog draaglijke zon vind, stopt er bij de afvalbak naast me een man in een scootmobiel. Hij
staat op en steekt zijn handen in de bak, zoekt en tast net zo lang tot alle blikjes en flesjes met statiegeld eruit zijn gevist.
Ik geef net, inclusief afvaltoeslag, 3 euro en 5 cent uit om mezelf te neptroosten. Hij zet al zijn schaamte opzij voor een schijn van dat bedrag, afvalbak na afvalbak.
De lijn is dun, de kloof groot. Ik stond een paar keer op de rand en had de mazzel niet te vallen.
Het schrijven stokt als een stok om mee te slaan, een hond die apporteert, kwispelt en wacht tot de stok nog maar een keer door de lucht vliegt. Zand stuift op en in volle vaart een sprong door een brandende hoepel. Aan de andere kant een pot klatergoud en een sissende regenboog. Kom maar door met je psychedelica.
In de fantasiewereld, niet te verwarren met een fantastische wereld, wordt het lichaam opengereten door een bot mes, door vingernagels met zwarte randen. Het doet geen pijn, het werkt kalmerend, bijna als een verschraalde troost. Iemand zei ooit dat de pleister er in een keer af moest, maar nee zeg, alsjeblieft niet. Haartje voor haartje en zelfs dan slaat de paniek toe.
Iets meer dan een jaar sinds het eenpersoonsvolk verhuisde en nog steeds spookt het van losgeslagen herinneringen, mooi en lelijk. Er is opluchting en er is diep gemis, wat dat dan ook is. Er is alles en er is niets, behalve het luchtledig rondtollen met en zonder reden.
Achter de lentegroene heuvel glinstert de frisblauwe zee. Dat is de wens die keihard wordt uitgelachen door de werkelijkheid. Plastic en dode vis, stervende insecten en monocultuur. En in Europa leefden ze nog kort en ongelukkig terwijl in Oost-Afrika, nota bene de vermeende oorsprong van onze o zo ontwikkelde diersoort, mensen verdrinken in de eindeloos zure regen. Die zagen we aankomen en we deden en doen nog altijd niets. Dit is wat we ten diepste zijn – lamgeslagen ellendelingen.
In het weiland langs het spoor staat een bunker. Een koe staat ernaast alsof ze net nog even peinzend een rondje door haar tuin liep en nu overweegt even een bakkie te doen. Maar ja, binnen of buiten, wat doet het weer?
De trein schiet voorbij, maar haar maken ze niet gek. Derde Wereldoorloog, vogelgriep of Q-koorts, aangespoelde grienden, verdonken kinderen – ze maalt er niet om. Niet vandaag.
Op straat blaft een hond. Nee, keffen is het. In een kleine stad met flats waarin nogal wat ouderen wonen, zijn er veel keffende honden. Het lijkt een logisch ding.
Een dame fietst langs de hond, de koude ochtendwind in haar gezicht. Ze lucht zonder voorbehoud haar mening. Kuthonden allemaal.
De schaduwen die we zien
waarin alle verhalen en leugens macaber dansen
met het rotsvaste geloof in een allang gestorven god
als die ooit al leefde
Als geen ander kennen we de herinnering, het litteken
om ze elk, één voor één, de nek om te draaien
het bloed koel
en de tranen geveinsd
Hier hebben we nooit liefde gekend
alleen een ingefluisterd sprookje
vertrouw niemand die ons voorging
vertrouw niemand die na ons komt
En nu het vuur dooft en de schaduw vervliegt
in nog een laatste poging
een uiterst verlangen te worden aangeraakt
zwaar ademend gaat het in een zucht van as tot stof
Soms wil je een vriend helpen. En dan onderneem je wel eens een spontane reis om dat te doen.
En zo stak ik afgelopen weekend amper drie weken na de capriolen in Ierland dus weer de Noordzee over. Deze keer met de boot van Europoort naar Hull en met de trein verder naar Manchester en dan zo weer terug.
Terwijl ik samen met nog een plukje mensen op de lijnbus bij de haven van Hull wacht voor onze vooruitbetaalde transfer naar het station, raak ik kort aan de praat met een iets ouder stel. Een paar minuten later vragen ze of ik met hun een taxi wil delen, want de bus lijkt nog geen zin te hebben in de grijze Engelse zeewind. We delen de kosten. Al wuiven ze mijn aandeel eenmaal in de taxi weg. Op het station aangekomen bied ik ze als tegenprestatie koffie of thee aan. Nou, oké, dat willen ze dan wel aannemen.
We raken verder aan de praat. Zij hebben er een dag of 10 Nederland opzitten met kleinkinderen en familiebezoek. Zij zingt in een koor, wereldmuziek en eigen composities. Ik praat over mijn muziek en hij knikt en lacht en vindt het allemaal prima zo, met die rare Nederlander.
Mijn trein roept en we nemen afscheid van een mooie ontmoeting.
De trein naar Leeds vult zich met voetbalsupporters. Dat is toch echt anders dan bij ons. Geen dom gebrul en ranzigheid, achtergelaten afval en gesloopte bekleding. Tenminste, in de trein. Op het perron wordt stevig gezongen, maar de sfeer is gemoedelijk. Laten we daar als kopieerlandje dan ook eens een voorbeeld aan nemen.
Overstappen dan. Naar Brighouse waar ik door twee vrienden wordt opgehaald voor een laat ontbijt – een weerzien dat precies in onze schema's paste.
Daarna gooien ze me op de trein naar Levenshulme waar ik de nacht door zal brengen in een minstens discutabele kamer; ik wil niet per se weten wie mij hier zijn voorgegaan, maar de sporen zijn overduidelijk zichtbaar. Niet zeuren, het is maar voor een nacht, betaalbaar en de locatie nogal perfect – vlakbij het podium waar VICE VERA hun single en video lanceert.
Het is een multidisciplinaire avond met kunst aan de muur, spoken word, experimentele muziek, kleinkunst met een diepdonkere rand en natuurlijk het optreden van Tamsin zelf. En ik help. Of loop in de weg. Of allebei. Kies maar.
Memorabel en allerlei opzichten is de avond ook. Nieuwe mensen leren kennen, eerdere en wat vagere ontmoetingen minder vaag gemaakt plus de nodige emoties. Wat wil je, na zoveel voorbereidingen en dan zo'n sfeer en een volle bak. Dan valt er her en der wel wat van schouders af. Ik sta erbij en kijk ernaar en tegelijk zuig ik het allemaal in mij op en laat het mij natuurlijk ook niet koud.
De avond afsluiten dan, in stijl. Met twee vrouwen op mijn kamer. Eentje zit op mijn bed, soms ook huilend, en eentje staat er nogal wankel naast en legt een aangeschoten, maar daarom niet minder troostende, hand op de arm van de ander. Dat je dan dus middenin de nacht met twee mensen die ik voor de helft alleen via-via kende een open en intiem gesprek over van alles en nog wat hebt. Hallo zeg. Doet u mij maar zo'n weekend. Gaat het zo mee of wilt u er een doosje tissues bij? Nah, ik ben gewoon de vlieg op de muur.
De nacht is, niet helemaal verrassend, opnieuw bijzonder kort en gebroken, de adrenaline doet z'n werk.
Iets voor elf uur sta ik uitgecheckt en wel weer op straat en loop voor een ontbijt naar de tent waar we de avond ervoor ook wat hebben gegeten. Een half uurtje later zitten we brak als op elkaar geklapte bussen en toch aangenaam voldaan naast elkaar de avond te bespreken en alles wat eromheen aan bod komt.
Tijd verdampt terwijl je er naar kijkt en dus komt ook het moment van naar de trein brengen en afscheid nemen. Ergens in mei zien we elkaar zo goed als zeker weer, maar dan in Nederland. Hoera.
De treinreis terug naar Hull gaat via Sheffield deze keer waar ik, terwijl heuvels, schapen en industrie aan mij voorbij trekt, alvast aan dit hele verhaal begin. Het is een manier om de boel een beetje op een rij te krijgen. Daarna typ ik nog wat verder op de boot, maar veel is het niet. Te moe en te wakker, te ongeconcentreerd. Alles bij elkaar toch een paar uur slaap. Eind van de ochtend, vandaag dus, drink ik in Utrecht nog koffie met the one and only K. We nemen er zelfs een stuk taart bij. Welja.
Thuis dan. Verder typen. Want er moet nog een passend slot aan dit relaas worden gebreid. Natuurlijk. VICE VERA. Tourist. De single, de video. Wat dacht jij dan.
Omdat het alweer bijna zomer is. Maar nee, wacht. Ik houd het kort. Tijd voor een terugblik, gevangen in wat live muziek. Een impressie van het laatste optreden in Dublin, zowat twee weken geleden. Vier nummers in elf minuten. Je doet het er maar mee.
En natuurlijk in opperste bootlegkwaliteit. Met grote dank aan VICE VERA die met kramp in de vingers haar telefoon het bevel gaf toch echt deze kwibus op beeld vast te leggen. Zelfbegoocheling is mijn tweede naam. Artiestennaam, u weet het: THE WEAK AND THE STRONG. Geluid op tien.
Op de dag dat we een denkbeeldige zondewassing vieren – overigens een bonusdag, want aan één dag lijden heb je gewoon niet genoeg – komt ook het jaarlijkse pretbericht binnen dat we als klein land toch maar mooi vier planeten nodig hebben met onze leefwijze.
Elk jaar komt die dag wat vroeger in het jaar. Nu dus al net nadat we de eerste drie maanden erop hebben zitten.
We leven op veel te grote voet en daarmee vertrappen wij kikkerlanders heel veel andere kinderen en volwassenen. Who cares? Niemand, kennelijk. We gaan gewoon maar door.
Kun je dan straks met droge ogen bij de hemelpoort nog zeggen dat je es nicht habe gewusst? Nope. Kan niet.
Wij zijn, ik ben, geen haar beter dan wie dan ook in het verleden, het heden en de toekomst.
Gelukkig is er een kruis op een berg en geloven nog hele volksstammen dat die sympathiek ogende gozert dat houten gedrocht helemaal speciaal voor ons, heilige boontjes die we zijn, de heuvel op heeft gesleept. Inclusief doornenkrans en stoffige sandalen. Wat we wel liefdevol hebben overgenomen is het gat in de hand. Verspilling en lang leve de overschrijding van planetaire grenzen.
Geloof me, ik schrijf dit niet met een luchtig gemoed en pijnloos hart. En ik weet ook dat het geen ruk uitmaakt wat ik hier schrijf. Sterker, het voegt alleen maar meer digitale en dus energieslurpende vervuiling toe. Dit bericht staat op een server in een gigantische serverruimte die gekoeld wordt met liters drinkwater. De warmte die wordt afgevoerd moet ergens naartoe en draagt bij aan opwarming van onze, inmiddels, vaalblauwe knikker met plukjes verdord groen. Straks ontvang je een mail met daarin dit bericht. Elke mail die wordt verstuurd, staat uit te hijgen in je inbox, verzonden of bewaarde items vreet eveneens energie. Tel al onze mails en sociale posts vol eieren, katten, familiepaasontbijtfoto's en kruistochten bij elkaar op en... nou ja, niet te doen. Er is geen beginnen aan en het einde komt vanzelf.
We druppelen, we dobberen en zinken langzaam weg in het morele moeras. Ik doe met tegenzin mee en probeer, tegen hetzelfde beter weten in mijn best te doen om mezelf zo impactloos mogelijk te maken in een falend systeem dat simpelweg geen verbetering (lees: vermindering, deconsumering) toelaat. Het is te groot en te veel. Murw en met lede ogen laten we het gebeuren en veroordelen we mensen die een snelweg blokkeren en juichen we voor een rechts kabinet. Dit is waar we zijn gekomen met al ons zogenaamde intellect. Gooi er nog wat AI tegenaan en gooi dan gelijk nog een literfles water in een giftige sloot.
Boehoe op maandag. Waar vroeger nog kikkers in mijn bil zaten zit nu een kurk tegen het uitdrogen. Ik vraag mij oprecht af waarom ik hier de hele mikmak opschrijf, wat het mij en u helpt. Niemand schiet er wat mee op. En toch. Waar moet ik anders heen met mijn frustratie, is dat het? Is dit het podium waar de afspraak geldt dat het kan en mag? Dat u zucht om mijn gezeur, hetzelfde versje tot ik een ons weg? Is dat beschaving, jezelf in het gareel houden, kaken op slot tot je er koppijn van krijgt en weer over naar de orde van de dag? Welke orde?
Beschaving. Onze soort schaaft met het volle verstand steeds een beetje meer af van wat onze vaste grond onder de voeten zou moeten zijn.
Houdoe en de groeten.
Ik weet het niet
Zoekend naar het paradijs
In de wolvenbek
Ben ik een dode vreemdeling
Ofwel, mijn interpretatie van de openingszinnen van Nescio. Nits.