Toch hè, als ik dan onze straat in kom fietsen met de beloofde wind mee vanuit IJburg – eerlijk is eerlijk: een paar uur daarvoor heb ik er stevig tegenin moeten trappen, dus hallo, eerlijk verdiend! – dan kan die hele koude bries mij in de schoenen zakken wanneer ik zo'n jongen, half tegen het bellenbord, half tegen het raam van de oude onderbuurvrouw, met een grote zwarte ballon aan zijn mond en een lachgasfles zo groot als een fietspomp voor zijn voeten met een wazige kop nog maar eens flink hoor en zie inhaleren.
Ik kijk hem aan, hij kijkt mij aan. Ik zeg niks, hij zegt niks. Ik doe de deur naar de kelderboxen open en zet mijn fiets binnen. Ik loop binnendoor over de kleverige, vettige tegeltjesvloer naar de brievenbussen en tegelijkertijd komen twee meiden en dezelfde jongen binnen. Ik zeg niks, zij zeggen niks.
Zij lopen voor mij uit de trappen op. De jongen heeft ruzie met de pomp die ergens halverwege aan de leuning blijft haken. Hij probeert dat zo nonchalant mogelijk op te lossen door er gewoon heel hard aan te trekken.
In het trappenhuis liggen sinds deze moeilijk te doorgronden nieuwe bewoners er zijn (ook zoiets vaags: wie woont er nu eigenlijk?) peuken op de grond. Er ligt vaak ook nog ergens een kapotte aansteker of een lucifer. Er hangt nog wel eens een dikke wietlucht, of wat het dan ook is wat zo ruikt. Gecombineerd met een doordringende sigarettenwalm. Je ruikt het gewoon hier in huis. En het is ook enorm nodig om net voordat je naar buiten gaat nog even snel binnen je saffie aan te steken, zodat we allemaal mee kunnen genieten van de stank.
Er zijn ook vaak feesten en net zoveel ruzies. Tot midden in de nacht of tot in de vroege ochtend. Oké, iets minder sinds een week of twee, drie misschien, maar de eerste drie maanden van dit jaar was het ieder weekend raak.
De buren naast ons, die zelf ook niet vies zijn van een nachtelijke ruzie met veel geschreeuw, geduw en gebonk, zijn in de afgelopen periode regelmatig naar beneden gegaan om te klagen vanwege de overlast. Dat zal misschien de reden zijn dat de feestjes wat minder zijn geworden. Maar dat is het enige. De rest lijkt juist erger te zijn geworden.
Ja, je kunt praten. Ja, je kunt klagen. Ja, je kunt wijkbeheer en Zorgpunt inschakelen. Maar ik heb helemaal geen zin in al dat gedoe. En wie weet waar dat allemaal weer toe leidt? Vaak nog meer gedoe. Want zo gaat dat: er wordt niet ingegrepen, er moet vooral geduld worden geoefend en veel begrip voor elkaar worden gekweekt. Net zoals in die schattige folders staat op de foto's met het bijschrift dat 'we na een paar goede coachingsgesprekken elkaar nu begrijpen en de overlast is verdwenen: we drinken nu gezellig koffie!'. Yep. Toch heb ik de indruk dat zulke hoera-stukjes vooral door de toegenomen hoeveelheid verwarde personen wordt geschreven. Die dan later alsnog volledig doordraaien.
Ik wil gewoon rust aan mijn kop en mij veilig en prettig voelen in ons huis, onze gemeenschappelijke ruimten en samen met de buren om ons heen. Ik wil geen smerige wanden en vloeren, geen geruzie en gegil, geen gefeest tot diep in de nacht, geen ronkende auto's en scooters vlak onder ons raam. En als dat allemaal is opgelost, dan wil ik wat groen voor ons huis kunnen zien en dat de zon heel soms eens naar binnen zou kunnen schijnen. Al is het maar heel even in de ochtend. Maar goed, op de weg terug naar huis had ik de wind mee.
#waanvandedag