ego echo

waanvandedag

Of het nou echt nieuws is dat Markje zijn haartjes weer heeft laten knippen, dat er nauwelijks plek is op puppycursussen, of dat Richard Krajicek buikspieroefeningen doet op zijn kantoor in een leeg Ahoy? Mwah, niet echt hè. Het geeft wel een interessant beeld van hoe wij, hongerige nieuwsconsumenten, dagelijks worden voorzien van een hoop prut in ons walnootje. Je hebt er niks aan. Rijst direct de retorische vraag: waar heb je dan wel wat aan?

Omdat ook ik iedereen met zuur plezier mijn niksigheid voer, is het goed te weten dat ik dan eindelijk twee nummers grotendeels op heb kunnen nemen. Ook gisteren weer een paar uur flink lopen kutten om tot de schijnconclusie te komen dat het 'm niet ging worden. Moedeloos wilde ik een rondje gaan lopen. Maar nee. Toch nog even iets anders proberen. En met hulp van een paar aanwijzingen op afstand van De Vrouwe – zij zat aan een kopje thee in een geheel andere regio – is het dan toch gelukt. Op naar de laatste riedel, de drums. Altijd lachen.

Vandaag ruiken mijn vingers weer vertrouwd zondags. Natuurazijn. Daar maak ik mee schoon in de boekhandel. Straks smeren we weer wat zwarte lak over mijn nagels, die ik nu ook echt nagels kan noemen, en dan ruikt het naar instant hoofdpijn. Ik schreef het al, stoppen met nagelkluiven is afzien en lijden als een dikke Jezus zonder kruis.

In afwachting van het huiswerk dat ik zo zal gaan doen met dochterlief (lang leve de telefoon en het oeverloze internet) speur ik het nieuws nog even door. Op zoek naar schokkende dingen als zelfdodende kaasschaven en een langverwachte doorbraak in het onderzoek naar een anticonceptiepil voor mannen. Niet voor niets dat zo'n bericht net voor Internationale Vrouwendag wordt geplaatst. Doorzichtigheid pur sang. Maar hé, zodra die pil er is wil ik 'm best proberen hoor. Het ding schijnt op plantaardige basis te werken – op zich wel treffend als je het over zaad hebt.

Genoeg nu. Tijd voor een zondagmiddagmuziekje. Iets met keiharde punk, ranzige pop of een moppie indie-folk. Als het maar verheffend is.

#waanvandedag

Frustrerend kun je het wel noemen, ja. Ik zit hier pal naast een externe geluidskaart die ik eindelijk over heb weten te halen om ook gewoon op mijn eigen laptop te doen waar ie voor is gemaakt: opnemen wat ik in een microfoon pomp. Maar zomaar, zonder enige waarschuwing, kapt ie ermee. Heel irritant. Wat ik ook doe, het apparaat heeft geen zin meer en wil blijkbaar aan de vrijmibo. In ieder geval weet ik wel dat het ding werkt, alleen nog niet wanneer. Het is in ieder geval gelukt om twee gitaarsporen op te nemen. Op een zeker moment zal de rest van mijn broodnodige brulemissie volgen.

Ondertussen stuurt De Vrouwe een berichtje dat ze onderweg is naar huis. Haar werkweek zit erop. Grote kans dat we dat vanavond met wat afleveringen van Derek vieren. Niet te verwarren met de Duitse krimi Derrick. Heel andere koek.

De maartse zon is uitbundig aanwezig en de wind wakkert hier in dit doodlopende Hellegat met regelmaat een overgevoelig scooteralarm aan. Ook midden in de nacht. Geen probleem. Dat ding werkt een hele riedel aan geluiden af. Over irritant gesproken.

Goed, ik doe nog een kwartiertje een poging om wat wenselijk geluid op te nemen. Lukt het dan nog niet, dan is het pech hebben en geduld oefenen. Dat laatste schijnt uiteindelijk kunst te baren. Dan ben je gewaarschuwd.

#waanvandedag

Meestal ben ik nogal traag op dagen dat niet per se iets moet. Zo'n dag was het vandaag niet. Geen schokkende dingen hoor, maar als er des ochtends tussen 10 en 12 uur iets wordt afgegeven door de gemeente, dan ben ik in staat van blinde paniek. Dan wil ik helemaal klaar zijn. Ontbijt naar binnen werken en mezelf voor zover mogelijk uit de kreukels krijgen. Haartjes netjes, kleertjes aan. Dat soort dingen. Gelukkig was de meneer mooi op tijd en kon ik weer door met mijn leven. En naar het toilet. Niet onbelangrijk.

Het huis, en alle dwangmatigheden die daarbij horen, was dan ook eerder aan kant dan anders. Ik dacht een denkrimpel te zien aan de voorgevel toen ik terugkwam van de boodschappen. Verwarring is des duivels brein kussen, zeggen ze dan. Niet.

In het park was het lekker rustig. Moet ik vaker doen dus, gewoon op tijd de deur uit. Dat scheelt ook een hele dag agorafobisch bibberen, bedenk ik mij nu. Vogels vlogen op, takken kraakten, joggers rochelden. Een kind stak haar vinger in een hondendrol en rook eraan. De ouders waren druk met hun schermpjes en riepen afwezig dat ze nu echt even moest komen. Nee, zei ze, en sloeg met een tak op de drol.

Weer terug in huis heb ik fijn wat oude zooi van Cradle online gezet. De allereerste opname die we als driekoppige band maakten in 1997. Tenminste, in een 'echte' studio die we daarvoor afhuurden. Een eerdere opname maakten we ook, maar dan met een geleende mega-mengtafel die werd vervoerd op een aanhangwagen en amper door de deur paste van de belangeloos beschikbaar gestelde zaal van het Nieuwerkerkse Taverna, zelf gekluste haspels met kabels en een oude maar kranige taperecorder.

Als je inclusief kromme tenen een piepjonge band aan de vooravond van hun grootse carrière wilt horen, dan kun je terecht op etfrecords.com en scroll je naar onderen: Escape From The End, heet het pareltje voor de zwijnen. De openingszin 'One of these days I will kill you all' kan wat cru overkomen. Uit betrouwbare bron weet ik dat het precies zo was bedoeld. Gewoon met gestrekt been erin en dan zien we wel. En helemaal aan het eind, de allerlaatste tel van het slotnummer, is ook leuk. Dan hoor je dat de tape vol is, einde muziek. Dat hebben we lekker zo gelaten. Een mooi eind van een album.

Nou. Kwek kwek kwek. Dan ga ik nu nog een poging doen om eindelijk weer eens een solonummer op te nemen. Sluit mooi aan bij de opneemvibes die we met MANKES hebben. Vastleggen die hap, geschiedenis schrijven en weer door.

#waanvandedag #muziek

De mist is welkom. Dan voelt het minder alleen. Niet om dramatisch te doen, al heeft het er natuurlijk wel alle schijn van. Maar ja joh, zo is het nu eenmaal als de dag erg lang is, of beter gezegd, de nacht veel te kort. Dan prikken de oogjes en speelt alles zich in een waas af. Het is zowat de dagelijkse rite en dan is het alleen maar fijn om te weten dat het sowieso een nevelig gebeuren is daarbuiten. Ik vind het op zich ook best een heel mooi fenomeen. Hoe dikker hoe beter. Al moet je dan niet op de weg zitten. Dan is het geen feest.

Jaren en jaren geleden. Met mijn allereerste auto, een Volvo 66. Wat voor de meeste mensen doorging voor DAF. Ook voor mij. Maar strikt genomen was het allang geen DAF meer. Ik reed vanuit Arnhem terug naar Rotterdam na een afspraak over de muziek die ik bij de documentaire De Draak Onder Water ('ja, die werd in 1997 door de NCRV uitgezonden', pochte hij) en toen was daar zomaar ineens die mist. Keidik. Bizar. Het was nagenoeg niet te doen. Ik zag amper nog het eind van de motorkap, dus met ongeveer 30 kilometer per uur over de rechterrijstrook van de A12. Op zich vond mijn rijdend bakblik dat niet erg. Die trok het al bijna niet als je de Brienenoordbrug over moest. Dan moest ik ruim van tevoren flink vaart maken – harder dan 110 redde het ding niet – om dan met een hoop gegier, gepuf en gesteun de top te halen met net 40 kilometer op de teller. Iedereen toeteren, logisch. Ik had geen gevarendriehoek nodig, mijn kop was al rood genoeg en gaf licht. Naar beneden ging het wel lekker. Ruim 120 kilometer per uur en slingeren. Toen auto's nog van gietijzer waren, ach ja. Het wagentje heeft een paar maanden relatief betrouwbaar dienst gedaan waardoor ik voor VPRO's Waskracht geluid op locatie deed. Ik was de enige onderbetaalde freelancer mét een auto, dus dat was verdomd handig voor de Hilversumse bende. Tot het stinkdier ermee ophield. May it Rust in Pieces.

Dus ja. Mist en nevel. De toestand waarin het brein en het leven verkeert. Misschien moet ik bamboe gaan snijden net als de vader uit het verhaal van Het Bamboemeisje. Hij slaapt 4,5 uur per nacht en hem hoor je niet klagen. Integendeel, voor bamboe komt ie van zijn matras. Wat een gelukzaligheid moet dat zijn. Ondertussen houd ik mij vast aan de gezongen woorden van mijn vriend Robert Smith van The Cure: Sleep when I'm dead.

#waanvandedag

Mij werd verteld dat ik gerust een blik in de etalage mocht werpen om wat inspiratie op te doen. Dat was lief, maar confronteerde mij direct met keuzestress: kies ik voor een blikje limonade, of een blik bonen? Als aan de grond genageld kwam ik uiteindelijk nergens toe en keerde met enige teleurstelling terug naar waar ik vandaan kwam. Een pas ontdooid ei.

Mars doet inmiddels flink stof opwaaien. Ik neem aan uit protest omdat het niet is gediend van al die rare tuigjes die zomaar de boel komen verstoren daar. Terecht ook, want de atmosfeer daar zal – met dank aan een ingenieus trillingssysteem – heel goed hebben begrepen dat als je de aardbewoners hun gang laat gaan de boel in no time uit de klauwen loopt.

Over klauwen gesproken. Ik registreerde gisteren een domeinnaam met die naam. Eindigend op de extensie de. Ofwel klauwen.de – voorlopig komt die URL nog gezellig op deze plek des onheils uit, maar op termijn hoop ik er een snood plan aan te koppelen. Wellicht later daarover meer. Wat ik alvast weggeef is dat die Germaanse extensie dan gelijk een minimale knipoog is naar mijn kwartje Duits bloed. Daarbij, Adolf.de was al bezet, oh hilariteit; postuum de omgekeerde wereld. En ja, je maakt er met speels gemak ook nog eens klauwende van. Lekker actief.

We duiken verder het weekend in op zoek naar spijkers en een laagje water. Een zwembroek is optioneel.

#waanvandedag

Toen De Vrouwe gisteren ruim na zessen thuis kwam, stond ik midden in de kamer met een boek in mijn handen. Wat sta jij daar nou, vroeg ze. En ik dacht stiekem hetzelfde, maar deed alsof ik niets anders deed dan anders.

Ik had het boek opgepakt omdat ik letterlijk stond te wachten tot ze thuiskwam. Het was zo'n moment tussen hollen en stilstaan in, een freeze frame, een Tita Tovenaar-moment. Ik wist dat ze twee boeken voor mij zou meenemen op speciaal verzoek. Leesexemplaren zoals dat zo mooi heet in boekenland. Dat je alvast mag lezen wat er nog net niet is uitgekomen. Hoewel, in mijn geval loop ik enigszins confuus vooral achter de inmiddels uitgewaaierde stoet aan. Daarbij heb ik een buitengewoon gevoel voor boeken die meestal niet aan zullen slaan bij het grote publiek (hoorde ik daar nu alweer iemand snob! smalen?). Voordeel is dat ik zonder spoed een boekie mag lezen. Ook fijn.

Hoe dan ook, ik wist dus dat ik slechts twee minuten geduld hoefde te hebben en dat ik dan met wat fictie mijn leven zou kunnen verrijken – ik wissel nu eenmaal graag de barre feiten met verzinsels af. Maar nee, ik kon niet wachten, te onrustig, of zoals ik vroeger graag mocht roepen: ik wil het nù. Dus pakte ik het boek van Esther Ouwehand, lijsttrekker van de Partij voor de Dieren. Zij heeft net haar eerste boek uitgebracht met de minstens prikkelende titel 'Dieren kunnen de pest krijgen. En dan?'. Ik kreeg het eerder deze week toegestuurd vergezeld door twee verkiezingsposters. Het boek moest nog even geduld hebben, want zoals gezegd: zie bovenstaande. Niet dus. Het is zo'n boek dat je oppakt en niet meer weglegt. Bij wijze van spreken dan hè.

Dus toen vrouwlief mij vroeg waarom ik daar zo stond, was ik nogal ingenomen met mezelf en antwoordde ik met een glimlach dat het wel leek alsof ik ego echo las (verder verbeeld ik mij niets). Waarop zij vroeg of het ook zo fel van leer trekt. Nou, dat valt dan wel mee en dat is maar goed ook. Mijn boosheid en verontwaardiging leent zich voor deze plek, dit podium zogezegd. Af en toe lekker brullen. Ouwehand verpakt haar (in)dringende boodschap heel slim met feiten in balans met subtiliteit en directheid. Prettig leesbaar, ook dat nog. Hallo dan. Het lijkt hier wel een reclamepraatje.

Is het een boek vol verkiezingspropaganda? Ik zou zeggen van niet. Het benoemt gewoon waar het op staat, hoe het allemaal zo gekomen is. Met als insteek de huidige toestand met SARS-CoV-2 en hoe nu verder. Dat het allemaal niet heel ingewikkeld is, maar dat er wel een dikke knop om moet. En dat het nogal urgent is. Geen nieuws. Gelukkig niet. Want aan nieuws heb je verder niks.

Nog een leuk – en ego echo-strelend detail: hoofdstuk twee heeft de titel “wij zijn zélf een dodelijk virus”. Esther is een vrouw naar mijn hart, je snapt. Wat ik maar zeggen wil: kies je voor de dieren, dan kies je als vanzelf voor alles wat leeft. Zonder uitbuiting, zonder gejakker in een in alle opzichten vriendelijke omgeving. Dat je weet waar je het voor doet.

Tot zover deze Zendtijd voor Politieke Partijen.

#waanvandedag #politiek #boek

Soms vallen er stukken vliegtuig uit de lucht. Dan ben je blij als je voor de bui binnen bent.

Ik heb een nieuwe voorlopige favoriete plek ontdekt in het park. Ik zag het ineens toen ik er na al die talloze keren nietsvermoedend voorbijliep. Ik keek om en het lachte mij toe. Net als de vale zon die mij vlekken in mijn ogen bezorgde. Desondanks bleef ik staan om de relatieve schoonheid te bewonderen.

Een omgevallen boom leunend tegen een andere boom die mij nog het meest op een wilg doet lijken. Rauwe, kronkelende takken hangen moedeloos over de sloot naar de begraafplaats toe. Oude grafstenen schots en scheef, overwoekerd. Zeker tot twee meter hoge halmen langs de rand van de sloot. Knoestige stronken die uit de grond steken. Vogels die je wel hoort maar niet ziet. En dan, als je verder doorkijkt, zie je twee hijskranen en een felgeel omleidingsbord. Een pand in renovatie, stadsgekte. Toch is het precies dat contrast dat de plek bijna tot poëzie verheft. Al was ik niet in een dichterlijke bui. Ik voelde mij vooral opgesloten in mezelf. Deurtje open, deurtje dicht.

Ik ben, zoals je ook niet anders zou kunnen verwachten, niet de enige die deze plek kan waarderen. Dat heeft gevolgen. In de zin van dat het mij dagelijks van minuut tot minuut blijft verbazen – laat ik eens een eufemisme gebruiken – dat zo'n stadse idylle joviaal wordt bedekt met achtergelaten blikjes, flesjes, zakdoekjes, chipszakken en mondneuskapjes. Als kers op de ingezakte taart lag er nog ergens tussen de zooi een joint in een guitig glazen stolpje met de ongeschreven boodschap: ik kom denk ik nog wel terug en ondertussen boeit het mij niet. Jammer.

We kijken sinds vorige week de serie 'Sherlock'. In een van de afleveringen is er een minimale dialoog tussen John Watson, de hondsloyale sidekick van Holmes, en de hele nare man (met dank aan Peter Pannekoek) Charles Magnussen.

Watson: I don't understand. Magnussen: You should have that on a t-shirt. Watson: [... na een stilte] I still don't understand. Magnussen: And there's the back of the t-shirt.

Je raadt het al, die shirts zijn te koop. Maar niet zoals ik ze zou willen met een voor- en achterkant zoals Magnussen suggereert – voor een slechterik heeft ie best een briljant idee voor geinige shirtjes. Daarom, misschien laat ik ze ooit in een gekke bui volledig omgevingsvriendelijk en vrij van moderne slavenarbeid drukken in grote oplage. Gewoon om uit te delen. Aan iemand die een mooie plek verneukt. Passieve agressie kan zo heilzaam zijn.

#waanvandedag

We kregen een brief van de gemeente Amsterdam. Dat ze onderzoek doen naar geschikte plekken voor het plaatsen van extra windmolens. Ook hier in de omgeving kijken ze of er iets aan wind te vangen is. Prima toch. Doe wat je niet laten kan. Alles beter dan een biomassacentrale die op een spreekwoordelijke steenworp afstand flink wat CO2 de lucht in toetert.

Ik snap trouwens ook heel goed dat er genoeg mensen niet zo blij worden van windmolens. Of zonneparken. Ik vind in het algemeen dat technologie niet de ultieme oplossing is om uiteindelijk van fossiele energie af te komen. De aandacht zou in eerste instantie moeten gaan naar hoe het allemaal minder kan, hoeveel heb je echt nodig en hoe zorgen we ervoor dat die knop bij iedereen omgaat.

Wat ik echt een heel slecht idee vind, is dat alles maar in oorlogstermen wordt gevat. De strijd aangaan, de slag winnen, het gevecht niet schuwen. Dat soort blabla. Ook in de brief staat het al in de tweede alinea: “In de strijd tegen klimaatverandering...”. Lariekoek. Het klimaat verandert en daar doe je niets tegen, behalve de opwarming enigszins beperken. En dan nog is het maar de vraag of dat niet al veel te laat is. Want de snelheid waarmee de opwarming gebeurt hebben we aan onszelf te danken. Omdat alles altijd maar meer moet; de heilige groei van een oliedom sprookje. Ofwel, ga je er een oorlogskreet aan plakken, dan doe je alsof 'het klimaat' een vijand is. Klinkklare onzin. Daarbij, we hebben het – de versnelde verandering – helemaal zelf gedaan. Net als zoveel wat we over onszelf afroepen en er vervolgens iets abstracts van maken en het als vijand bestempelen. Ik noem een willekeurig virus. Onze eigen schuld, globalisering, uitputting van grond, biodiversiteit en wild leven. Maar nu val ik in herhaling. Alweer. En alweer en alweer.

Om verder afglijden te voorkomen en niet ook nog los te gaan over de ruim 6500 doden die in naam van het grote geld, corruptie en dwangarbeid zijn gevallen, zodat we straks in volledige airco-stadions (hallo klimaat, daar zijn we weer) het wereldkampioenschap voetjebal kunnen aanschouwen, of over de duizenden kippen die wegens een door de mens gefaciliteerde vogelgriep nog jonger dan 'normaal' in een oogwenk werden afgemaakt, trek ik nu mijn jas aan voor een wandeling op een krankzinnig zonovergoten februaridag. Staken kan altijd nog.

#waanvandedag

Zo dan, met een halve zonnesteek op de bank hier. Ik dacht nog, ik ga even het ijs op. Maar nee, dat is weg. Je doet een week de gordijnen dicht en dan ineens is het hartje zomer.

Op zich, als je nu precies vandaag viert dat het zoveel jaar geleden is dat je op de wereld werd geknikkerd, dan is het best een prima dagje. Mijn schoonmoeder boft maar. En zodra het kan vieren we het met z'n allen alsnog. Voor nu nemen we er een zelfgebakken haverkoekje met thee op. Proost.

Over cadeautjes gesproken. Zou toch wat zijn als mijn vermaledijde zwak voor Sparta vanavond eens iets verrassends op zou leveren. Winnen in Amsterdam. De laatste keer dat dat gebeurde was ik er in hoogst eigen persoon bij. In De Meer. Het werd 1-2. In een tijd dat je dacht dat die oeroude club uit Rotjeknor nooit kon degraderen. Dat god een rood-wit gestreepte baard had en er eigenhandig voor zou zorgen dat de Kasteelbewoners zulke ellende bespaard zou blijven. We wisten niet beter. Of vooral: we wilden het niet weten. Inmiddels is het degradatiespook al jaren een trouwe bezoeker van Rotterdam-West. So be it. Maar goed, ik bereid me voor op de zoveelste treurniswekkende uitslag vanavond. 9-0, 10-2, 5-0, 6-1, zoiets. Al zal ik mij dan lichtjes troosten met het idee dat de schoonouders dan juist wat te juichen hebben. Het past bij de feestdag en ik gun het ze, heus. Als een boer met kiespijn, dat ook.

Ach, het is een hoop geleuter zo alles bij elkaar en waarom ook niet. Nogmaals, ik zal wel zijn gestoken door een koperen ploert. Terugsteken heeft voor zover ik mij kan herinneren geen enkele zin.

#waanvandedag

Wasverzachter. Een middel waarmee je de verleden tijd minder hard maakt. Het is flauw, maar dat is de werkelijkheid waarmee ik opsta na een korte ochtendcoma. Zodra De Vrouwe het huis in alle vroegte verlaat en ik mij voorneem het slapen te laten voor wat het is – een wantoestand –, spring ik als bij hagelslag van de hoge zo de diepte in. Zie daar dan maar weer uit te komen. Ben je zo een half uur verder in een staat die er niet bepaald uitnodigender op is geworden.

Na een mismoedige zucht en een stevige pijnscheut in mijn onderrug (ook goedemorgen, neem anders een keer een dagje of, doe gek, een minuutje vrij. niet? jammer) wankel ik met een hort en een stoot de keuken in. De koffiepot zal redding brengen. Mijn amper open linkeroog registreert een in onbruik geraakte fles wasverzachter op de wasmachine. En zonder dat ik ook maar even word gewaarschuwd door misschien een vage trilling in mijn brein, wordt dat zinnetje wasverzachter, een middel waarmee je de verleden tijd minder hard maakt door de synapsen ijverig doorgegeven. Wat moet je ermee. Helemaal niks.

Ik kwam later op de dag een mooi en best bruikbaar woord tegen. Zo eentje waarvan ik dan het bestaan ken, maar dat ik vreemd genoeg niet dagelijks gebruik: defaitisme. Het is geleend uit de Franse taal en niemand weet wanneer het weer wordt teruggegeven. Het woord beschrijft eigenlijk precies hoe ik mij dagelijks voel. Soms wat meer, soms wat minder, maar het is altijd latent aanwezig. De bonuskant van dit woord is dat mijn hersentjes met hun nimmer aflatende vlijt – ondanks alles hebben ze er altijd goede zin in – mij een nummer van I Like Trains op een glanzend presenteerblaadje aanbieden. Dat komt dan weer door de openingszin van de tekst: battered and bruised we found our strength lay in defeat. Ik moet glimlachen (oh snobje toch) wanneer ik besef dat het om het nummer Mnemosyne gaat; de Titanide die het geheugen personifieert en volgens de Griekse mythologie de woorden en de taal uitvond. Treffend toch. Laat ik daarom wederom maar het liedje delen, gewoon omdat het de boel wat verlevendigt.

Goed. Over tot politieke actie, tijd om een verkiezingsposter van de Partij voor de Dieren achter het raam te hangen. Opdat wij niet vergeten dat de resultaten uit het verleden een schriele kans op verzachtende pijn hebben. En zo niet, dan plak ik er onwaarschijnlijk liefdevol nog een opbeurend zinnetje uit dezelfde I Like Trains-tekst aan vast: we will burn in hell for this.

#waanvandedag