ego echo

stad

Ik vang nogal wat vliegjes. Niet vrijwillig, hoewel dat ook deels discutabel is. Kijk, ik fiets veel, vooral in en rond de stad. En dat doe ik in principe omdat ik dat wil. Ik wil geen auto, ik wil niet met de bus of tram. En lopen is soms gewoon te ver. De andere kant is ook waar: het meeste fietswerk heeft te maken met verplichtingen. Dus zo vrijwillig is dat gefiets niet. Tenzij ik nu zeg dat ik die verplichtingen vrijwillig ben aangegaan. Nee, wacht. Op deze manier loopt het helemaal vast. En dat al in de eerste alinea. Wat an sich ook best knap is.

Ondertussen gaat er ergens een wekkeralarm af en is er niemand om dat ding uit te zetten, blijkbaar. Wat mij weer doet denken aan de motor van de auto die hier gisterenavond voor de deur zeker 40 minuten stationair stond te draaien. Eindelijk stapt er een mensje in, dan denk je: hoera, opzouten nu! Maar nee, het steekt eerst een sigaret op (raampje open, want binnen wil je natuurlijk geen rook, nee, dat geven we er gratis nog even bij – alsof de uitlaatgassen hier in huis niet al ruim voldoende reden waren tot op sterven na dood zijn), daarna moet er nog met twee telefoons een route worden bepaald (discussiemomentje) en dan is eindelijk het glorieuze moment van verlossing daar. De auto plankt nog even lekker wat gas als afscheid en dendert de straat uit. Fukkers. Sterf en laat mij verder met rust. Ik mocht ergens halverwege die 40 minuten overigens van de vrouw des huizes geen steen op het dak van de auto gooien. Jammer.

De fiets en het genot van vliegjes vangen. Dat was waar het over zou gaan, dacht ik. Vliegjes vang ik met mijn ogen. Bijna dagelijks sta ik hier na een ritje voor de spiegel met mijn oogbol draaiend te vissen naar een zwart puntje. Een tragisch moment, zowel voor de vervlogen overledene als voor mijn oog. Met een beetje pech ontsteekt de boel. Dat is mijn lot met een lichaampje dat schier overdreven reageert op elke dagelijkse prikkel.

Mijn theorie is dat ik meer kans maak op vliegjesvangst omdat mijn ogen nogal diep liggen. Dat werkt volgens mij als een fuik. Echter, vrouwlief merkte laatst fijntjes op dat het gewoon aan mijn reflexen lag, die zouden niet goed genoeg zijn. Dat viel nogal verkeerd bij mij. Ik heb goddomme reflexen als een jonge god, een hinde in de bossen, een vis in het water, een vleermuis met ultra-ultrasone upgrade. Geen goede reflexen? Ik? Hallo! Reflex is mijn middle-name, dude! Dat werd dus een gezellige discussie. We zijn helaas niet tot een sluitend oordeel gekomen. Al vermoed ik dat mijn conclusie het meeste hout snijdt (pas op voor splinters!). Waarschijnlijk is het een combinatie van diepliggend en reflex. Waarbij ik denk dat de reflex hooguit negatief wordt beïnvloed door de diepliggenheid der oogballen. Dus toch die fuik, de tunnelvisie die de boel reflexmatig vernauwt, begrijpt u? Nou, ik wel. Geen speld tussen te krijgen (do not try this at home!).

Genoeg gelul over niks. Ik heb wel wat beters te doen. Vliegjes, here I come!

#waanvandedag #fiets #stad #vliegen #100DaysToOffload

De dag van morgen is wat gisteren de dag van vandaag was. Niet om nu heel filosofisch te gaan zitten doen, het is gewoon het eerste wat er bij me opkwam toen de cursor mij hier op het scherm welkom knipperde. Dus dan typ ik dat braaf. Toch weer fijn wat letter in de put van deze echo.

Ooit was ik een wijs man. Tegenwoordig kom ik niet verder dan wijzen naar anderen. Hoewel, vanmiddag sloeg ik rechtsaf met mijn fiets. Voor een auto langs die met mij stond te wachten tot het licht groen werd. Ik gaf netjes richting aan met uitgestoken arm en dito wijsvinger. Ik wees dus naar de richting, niet naar de ander. Toch werd het niet gewaardeerd door de autobestuurder. Die had zo graag lekker snel op willen trekken, strak rechtdoor. Om dan een fietser voor te moeten laten gaan, die als door een wonder net iets sneller optrok, ja, da's dan een flinke domper. Dus ik kreeg een boze toeter. Omdat mijn wijsvinger nu tijdelijk geen dienst meer hoefde te doen, trok ik die in. En nee, deze keer maakte die geen plaats voor zijn buur in het midden, maar maakte ik met een soepele beweging een vuist en stak mijn duim op naar de zichzelf opvretende en mij vervloekende toeteraar. Dat gaf best een voldaan gevoel.

Een treurig gevoel kreeg ik van het bericht dat er gisteren 24 duizend kippen zijn verbrand in een stal van 20 bij 80. Dat is op zich al onvoorstelbaar. Toen ik uitrekende dat er dus 15 kippen per vierkante meter in die hel zaten (ofwel: 15 van die grappige dieren op de tafel van 1 bij 1 waar ik nu aan zit te typen), werd ik nog wat droeviger. Wie ooit dat bizarre levensvernietigende verdienmodel heeft bedacht krijgt van mij met alle liefde wèl een middelvinger.

#waanvandedag #auto #fiets #stad #kippen #stalbrand #100DaysToOffload

Een spiegel in stukken op straat. Scherven schetsen reflecties van stil geluk. Een dieselmotor aggregeert verstikkende walmen, rookt een pluim: een fluim in het gezicht, de adem aan flarden. Hels kabaal, grommend op de lage tonen schokt het lichaam trillend na. De trage dood wacht op jacht naar leven, hier net om de hoek.

Een reiger vliegt een pseudo-atletisch mens op gympen aan, een roodborstje hipt speels voor mij uit, wacht mij uitdagend op – nog een stap, nog een stap, nog een stap – en vliegt weg. De bomen, waarachtige vrienden voor wie het geloven wil, roeien, groeien, broeien uit met wortel en tak. De droogte breekt aan, vreet aan, rot weg.

In de strook kaalgetrapt gras langs het asfaltpaadje, daar bij de oude Joodse begraafplaats, zit een kauw. Apathisch met halfopen snavel, stervend in schoonheid; de eenzaamheid is zoveel mooier daar. Zilveren kraalogen breken als een spiegel in scherven op straat.

#proza #park #stad #natuur #100DaysToOffload

Zodra het donker wordt begint hier aan de overkant de lichtshow. Ons huis kijkt uit op een blok huizen op luttele meters afstand (net iets meer dan anderhalve meter) en we kijken elke avond reikhalzend uit naar wat de mega-plasmaschermen ons gaan bieden. Er is tenslotte altijd wel iets wat de moeite van het onderling becommentariëren waard is. Tot grote tevredenheid van ons bitterzure bestaan.

De gordijnen aan de overzijde blijven vaak tot laat open, soms zelfs de hele nacht. Dat gaf, in de tijd dat ik nog bijna iedere nacht mijn paniekaanvallen in mijn klamme onderbroek en slaaphemd stond weg te hyperventileren (naar je buik, houd vast en weer los, rustig in en weer uit), mezelf in armen en benen kneep, aan mijn haren trok en ondertussen met mijn blik op oneindig op de plaats marcheerde om toch zoveel mogelijk in het hier en nu te blijven en mijn aandacht te richten op alles behalve wat zich in mijn hoofd en lichaam afspeelde, een extra afleiding. (U heeft gelijk, dat was een onmogelijk lange zin, maar hij klopt heus en dat is nu precies de kik.) Ik kreeg dan soms zo midden in de nacht vol vallende sterren en dansende muggen ineens een, laat ik het netjes zeggen, erotische film voorgeschoteld. Ik moet zeggen: dat hielp. Niet veel, maar het verrassingseffect deed het leuk. En opnieuw toegegeven, toen de verrassing eraf was, hielp het niet meer. Jammer. Dat had een hoop verzekeringspsychologengeld en tijd gescheeld.

Het zijn van die meevallers die losstaan van al het tranentrekkende moois dat het leven ons in deze uitzonderlijk levendige doodlopende straat biedt. Net als de binnentuin waar ik eerder al over schreef. Omdat we gelukkig alweer de eerste droogte te pakken hebben en de zon in haar vuistje lacht, treft u deze tweehoognoorderlingen nu met regelmaat op een bankje met de zichtzijde naar het zuidwesten omgeven door plukjes groen en vierhooghuizenblokken. Vogels vliegen af en aan, maken een hoop kabaal en wij lezen ondertussen onze boeken en pakken er af en toe wat extra digitale lettervoeding bij. We delen onze kijk op het gelezene, bespreken de gedachten die daaruit voortvloeien en houden het altijd beschaafd. We zijn tenslotte buiten in het openbaar. Daar past geen felle discussie. Dat doen we gewoon gezellig thuis.

Niet ver hier vandaan is een bergmeer. Op het meer een rubberbootje. In het rubberbootje zitten ze, kijk. Knikkebollend dobberend door een intelligente opsluiting. In de verte raast de waterval.

#waanvandedag #paniekaanval #lockdown #virus #tuin #stad

De dag laveert tussen druppels van 10 graden en de stelling van Pythagoras. Een wandeling door het overbevolkte park waar afstand er regelmatig met afstand niet toedoet. Watervogels dobberen rustig en met jaloersmakende ruimte op het kille water, reigers landen schreeuwend in een vloeiende vlucht hoog in de bomen. Ze overzien het geheel van mierenmensen. Een vuurrode tor, een regenworm, plastic handschoenen, mondkapjes en papieren zakdoeken vinden hun weg als zwervend vuil. Het straatbeeld, net als het stadspark, verandert en wordt er niet mooier (schoner met gevoel voor Zuiderburen) op.

In het verzorgingshuis kijken de bewoners verdwaasd door het raam naar buiten. Ze zitten middenin een verbouwing die ongetwijfeld voor net zoveel onrust zorgt als volledig langs ze heen gaat. Wapperende netten, omgevallen hekken en gescheurde zakken zand. De bouw gaat door, de afbraak is als op het allesomvattende niets wachtende mensen in een gebarsten vissenkom. Ondertussen raast het leven zoals wij dat kennen voorbij.

Thuis pruttelt de middagkoffie, een nieuw ritueel bij gebrek aan werkplektaferelen. De kunst gaat door, de ideeën komen en verdwijnen als bij toverslag, al blijven er genoeg hangen in de duistere hersenholtes. Ze zullen wortel schieten, ontkiemen, groeien, bloeien en ook weer vergaan. Wij zijn tenslotte niet voor niets onze eigen goden.

#waanvandedag #wandeling #virus #stad #kunst #mens #dier #park

Langs het kanaal, vlakbij de sluizen, kon je prima zijn. Alsof er heel even niemand anders was, behalve jij en ik, het water en de bomen. Zelfs dat er direct achter die bomen een hijskraan onder een hoek van negentig graden geduldig wachtte tot alle eieren waren gevonden en het ding dinsdag weer gewoon verder kon met het afbouwen van het zoveelste nieuwbouwproject waar je kon wonen voor veel te veel geld, zelfs dat deed ertoe. Het volmaakte urbane stilleven.

We keken uit over het vuile water, zagen allerlei troep drijven, zwerfvuil, takken en een eend. Vooruit, de eend was de vlag op deze modderschuit. Het dier kon zomaar tientallen seconden lang onder water zijn en ik maakte me keer op keer zorgen: dat kon nooit, zo lang onder water, hij zal wel verdronken zijn, verstrikt in een wirwar van afval, netten, plastic en glas. Maar nee, steeds dook de gesnavelde vriend onverschillig weer op.

Na een tijdje liepen we weer terug naar huis. Eerst nog over een pad van afgeschoren riet tussen twee ondiepe slootjes door dat vol stond met dril en allerlei ondefinieerbare smurrie. Ontelbare zwermen muggen heetten ons hongerig welkom. We probeerden onaantastbaar over te komen, maar na een minuutje om ons heen wapperen keerden we maar weer terug naar het verharde pad. Dan toch maar in een gênante optocht van teveel medesteders naar huis. Onderweg zagen we nog een moedereend met kleintjes die tevergeefs een Instagrammende droeftoeter mopperend op afstand probeerde te houden. Geen idylle is veilig voor de schijnwereld van de hashtaggende mens.

#wandeling #waanvandedag #pasen #stad #amsterdam #urban

Letters hebben geen hoofd. Toch beginnen we er iedere zin mee. Onder andere. En ben je Duits, dan krijg je zere vingers van de Shift+letter-combinatie.

Ah, wordt het zo'n stukje? Want dan stop ik ermee, ik heb wel wat beters te doen. O ja? Wat dan, wat dan? Nou, dingen. Betere dingen. Ja joh, 'tuurlijk. Maak dat de katten wijs die vannacht de boel bij elkaar liepen te schreeuwen. Het is de tijd van het jaar. De beuk erin en dan maar weer zien waar die voortplanting goed voor is. Áls het al ergens goed voor is. Het korte antwoord: nergens voor. Dan weet u dat ook weer.

We zaten vanmiddag in de binnentuin. Het is wel buiten, maar toch een binnentuin. Daar kun je alleen komen als je bewoner bent van de honderdtachtigduizend woningen die uitkijken op de tuin. Vanuit dat perspectief was het lekker rustig. Veel vogels, bankjes en de zon met haar aprilwarmte. We zaten daar een voetbalhelft. Praten, lezen, mijmeren. Het ultieme rondzweven in wat we bestaan noemen. Vrouwlief heeft de binnenstebuitentuin al eerder ontdekt, maar we kwamen er uiteindelijk nooit. Nou, bijna nooit. Omdat het toch niet helemaal vrij voelt, zo met al die vensters met daarachter al die mensen die jou zien met al je schroom en banaliteit. Toch, in de huidige periode lijkt het een uitstekend toevluchtsoord. Heel even het huis uit, de trappen af, keldergang door en zo een heel klein beetje gecultiveerd groen in. Als er verder niemand is, dan is het er prima toeven. En laat er bijna nooit iemand zijn. Ja, tuinmannen een keer of twee, drie per maand. Geen idee wat ze er doen, maar het zal vast heel erg nodig zijn. Insecten, vogels, struiken en bomen: ze zien het meewarig aan, dat geploeter en gezwoeg.

Inmiddels is de middag alweer ver heen. De muziek staat net hard genoeg om het gegil van de kinderen buiten te overstemmen. Leuk hoor, dat spelen van ze, maar vermoeiend om dat de hele dag aan te moeten horen tussen het gezaag, gedrilboor, getimmer en aggregaatgebrom door. Daar kunnen die kinderen verder niets aan doen. Maar in het kader van vooruitregeren heb ik bij alle adressen een brief in de bus gedaan, gericht aan de ouders. Of ze nu eindelijk eens stoppen met kinderen in elkaar zetten. Voor je het weet willen die dat straks namelijk zelf ook doen en ik vermoed dat het zinkend schip het uiteindelijk (beter gezegd: al een tijdje) niet meer aan kan. Al kan ik ernaast zitten. Ja, naast het schip. Lekker fris zo met dat opspattend water terwijl de avond zacht valt, de ondergang tegemoet.

#waanvandedag #tuin #mens #stad #kinderen #virus

Sinds een paar ochtenden dringt er in mijn ontwaakdromen een monotoon piepje door de schrikbeelden. Beeld en audio, een mooie combinatie.

Het moest haast wel een jong vogeltje zijn, maar ik kon, hoe ik mijn armzalige nekje ook pijnigde, nergens een nest ontdekken. Voorheen zat er wel eens wat ter hoogte van een kier tussen de balkons. Maar nee, ook daar niets te zien. Totdat ik zojuist flink wat natuurlijk vliegverkeer opmerkte. Aha, ik keek de hele tijd naar de verkeerde kant! Tussen de ramen van ons huis en dat van de buren zit een blinde muur (die herken je aan de rood-witte stok en zwarte bril) en daartussen zit dus een flinke spleet. Daar heeft ooit cement, voegsel, of hoe je het ook noemt, gezeten. Nu zit er een nestje. Er vloog een koolmees naar binnen. Een van de weinige soorten die ik met mijn stadse kop herken. Het hele diertje verdwijnt erin, dus het moet een aardig ruime woning zijn. Het zal vast voor de mensdiertjes geen goed teken zijn dat het metselwerk eraan gaat, maar ik word toch blij van dat gereutel tussen alle ellende door. Piepende grapkuikens. Niets houdt ze tegen. Bemoedigend.

Over vliegdekschepen gesproken. Gisteren een enquête ingevuld van Kieskompas. Prima vragen waar ik gezellig mijn mening bij kon dumpen. Toch kon ik het in mijn wijsneuzerigheid niet laten om de onderzoekers nog een afsluitende opmerking mee te geven dat, zoals in één van de stellingen stond, 'we niet alles in het werk moeten stellen om onze natuur te beschermen'. Nope. Nee? Nee. Het zit 'm precies in de nuance. Het is niet onze natuur. Wij zijn er slechts een onderdeel van, wij bezitten het niet. Een vrolijk rondwarend virus is er het bewijs van. Of gewoon, een aardbeving, vulkaanuitbarsting of orkaan. We zijn zo kwetsbaar, we zijn zo enorm niets. We zijn zo ongelooflijk arrogant.

Kijk, daar komt weer een voertje aangevlogen. Snaveltjes open, hap. Nog even en dan vliegen ze zelf en wacht ik op het moment dat ik weer piepend wakker word.

#stad #vogels #koolmees #virus #mens #waanvandedag #kieskompas

Over ongeveer anderhalve maand woon ik hier onofficieel zes jaar. Tel er nog twee maanden bij op en dan is het officieel, maar toch, wonen is wonen.

In al die jaren zijn er ook twee duiven die hier voet aan de grond proberen te krijgen. Tenminste, voet aan de cv-afzuigbuis die bovenlangs het balkon loopt. De ruimte tussen de buis en de onderkant van het balkon van de bovenburen is blijkbaar precies goed voor die grijsgevleugelde vrienden. Lekker uit de wind en warm. Want de buis is warm vanwege de cv (wist ik veel). En de buis lekt. Maar daar hebben die beestjes maling aan. Dat ons balkon op het kille noorden ligt maakt deze twee niets uit. Ze zitten er prima. Nou, zitten. Ik schrijf het in de tegenwoordige tijd, maar dat klopt niet. Ze zaten er prima. Totdat ik na lang verzinnen, wikken en wegen een typisch-ik oplossing bedacht.

Weet je, die duiven zijn best gezellig. Maar hun attitude van letterlijk overal schijt aan hebben, is een heel stuk minder aangenaam. Dat laat de boel gewoon maar lopen terwijl ze ons, tobbend rondjes drentelend in de keuken en uitkijkend op dat eigenwijze schorriemorrie, nauwlettend roekend in de smiezen hadden. Koppies schuin en kakken maar. Wij konden niet veel anders dan ze af en toe wegjagen door de deur zo dreigend mogelijk open te doen en kssst te roepen (strikt genomen is dat natuurlijk helemaal geen roepen, maar u snapt). Om duiven echt, dus blijvend, je balkon af te krijgen wanneer ze er eenmaal hun thuishaven van hebben gemaakt, zul je heel consequent kssst moeten roepen. Op z'n minst. Ja, of een net spannen, ijzerdraad met een bepaald voltage monteren of een kat nemen die dan door een luikje sluipend orde op zaken kan stellen. En dat waren nu precies niet de opties wat ons betreft. Ze moesten verkassen, maar wel zo vriendelijk mogelijk.

Daarom besloot ik tot het praktiseren van mijn oplossing. Inderdaad, ben ik helemaal met u eens, het ziet er niet uit maar werkt wel. Omdat ik nu eenmaal heel goed ben in het visualiseren van allerlei manieren om iets voor elkaar te krijgen, maar tegelijk enorm slecht ben in het uitvoeren van die extreem briljante plannen, moet ik vooral iets bedenken wat voor mijn linkerklauwtjes en tere lijfje uitvoerbaar is. Dus sinds ongeveer een jaar of drie zitten er twee van die groene kniematten, of weet ik veel hoe je ze noemt, van die dingen waar je op kunt knielen als je in je tuintje bezig bent, tussen de buis en het balkon erboven. Precies stevig genoeg, dankzij de buigzaamheid van het materiaal, om de buis niet uit z'n voegen te laten barsten en tevens strak genoeg om de duiven de rubbermatjes er niet uit te kunnen laten tikken. Reken maar dat ze dat aanvankelijk hebben geprobeerd. Dan zaten ze daar op de rand van het balkon te kijken en in te schatten hoe ze die dingen ertussenuit konden krijgen. Driftig fladderen, er tegenaan vliegen, gewoon maar heel hard koeren. Niets lukte. Ik blij, wij blij. Alleen de duiven niet. En eigenlijk vind ik dat heel vervelend voor ze. Echt. Ik heb heus wel gevoel voor die zieltogende rakkers hoor.

En ieder jaar proberen ze het weer een paar keer, wees gerust. Komen ze het balkon op of zitten ze op de rand, turen, loeren en commentaar leveren, uitdagend doen. Tot nu toe zonder succes. Als ze nou eens zouden leren dat je altijd over rand kakt of desnoods bij de buren, dan zou het allemaal geen probleem zijn. Meer dan welkom, gezellig: huisdieren zonder er verantwoordelijk voor te zijn. Fantastisch.

Dus nou ja, nu overwegen we dus een varkentje in huis te nemen. Zindelijk maken, bak modder op het balkon en klaar ben je. En zeg eerlijk, die snuit van zo'n diertje – een extra stopcontact is nooit weg. Roekoe!

#waanvandedag #duiven #wonen #huis #stad

Joe, de vogel is weer geland. Thuis op het nest dat inmiddels weer helemaal is ingewoeld, uitgeboend en gelucht. Tassen uitgepakt, stofzuiger en stofdoek door het huis, eerste was gedraaid en opgehangen, boodschappen gedaan – dit alles overigens in vloeiende samenwerking met de levendige partner in crime passionnel.

Het blijft een wonderlijk fenomeen. Dat je na slechts een paar dagen weg, de weg terug naar huis ervaart als cultuurshock. Het overvloedig tekort aan rust druppelt in elk geval vanaf Lelystad de trein binnen. Als klap bij heldere hemel dringt de waanzin van de maatschappelijke nood zich op. Zoals de opgefokte leipo met een telefoongesprek doorspekt met tragische ziektes, straattaalsmurrie zonder komma's en punten, maar met een overdaad aan energiedrank en ander lekkers, dat zonder filter bij mij naar binnen dendert. Ik ga er ter plekke van trillen, het bloed trekt uit mijn kop weg waarbij het beeld van hoe ik zijn kop van zijn romp ruk steeds aantrekkelijker wordt.

En zo trekken we langs Almere uiteindelijk de Amsterdamse wannabe-oase van samenlevingsdroogte in. Onze straat verwelkomt ons met bouwketen, vrachtwagens, een hijskraan en ronkend witte pakketbezorgbusjes. Eenmaal op tweehoog boven draaien we de sleutel om en komen de bass-traps van de aangrenzende buren ons tegemoet; gospel voor jongeren, dus inclusief vette beats en zuigende bassen. De heer zij geprezen en Jezus beeft. Mijn gemoed is, met andere woorden, in een zucht tot ver onder het nulpunt gedaald. Drie dagen omringd door niets dan groen, rust, ruimte, dieren en lieve hotelmedewerkers – het voelt nu al als een verre herinnering.

Kortom, de landing is niet bepaald zacht. Had ik ook niet verwacht, maar toch is het altijd weer even slikken. Om vervolgens door te gaan. Want zo is het ook. Genoeg om me druk over te maken, net als dat er ook meer dan genoeg is waarmee ik mijn pijn om de tragiek van mensheid kan verzachten.

#thuis #vakantie #stad #waanvandedag #jezus #bouwafval